8i De Heer Bosman merkt nog op dat het voorstel van de Werk groep allesbehalve behoudend is. De daarin vervatte procedure dwingt tot een denken gericht op een langere termijn dan thans het geval is. Spreker kan zich voorstellen dat sommige cultuurtechnici het bevreesd tegemoet zien, doch zij hebben voldoende tijd om aan de figuur te wennen. Het voorgestelde heeft vele voordelen, niet in de laatste plaats met betrekking tot de kredietbewaking. De wettelijke basis van het landschapsplan (blz. 315-316, conclusie 27) De Heer Quené noemt het landschapsplan de zwakke stee in het systeem van de huidige Ruilverkavelingswet. Het mag z.i. eigenlijk nog een wonder heten wat tot stand pleegt te komen. Spreker is het geheel eens met de Werkgroep dat de wettelijke basis van het landschapsplan in die zin dient te worden verbreed, dat ook de mogelijkheid van vaststelling en uitvoering ervan voor gronden buiten de wegen en waterlopen uitdrukkelijk wordt verzekerd. De Heer Herweijer acht de aparte positie van het landschaps plan in de huidige wet uit historische overwegingen verklaarbaar. Bij een wijziging van de Ruilverkavelingswet zou echter de gedachte van gescheiden plannen (o.m. ook een apart recreatieplan) ingaan tegen de gelukkige ontwikkeling van de laatste jaren, waarbij juist steeds meer gewerkt wordt vanuit een geïntegreerde visie van land bouw, landschap en recreatie. In de lex specialis voor Midden- Delfland zal er ook naar worden gestreefd alle voorzieningen in één plan op te nemen. Overigens is het „plan van voorzieningen" reeds een term die in de huidige rapporten ex art. 34 wordt gebruikt. De vaststelling en uitvoering van het landschapsplan (blz. 316-317, conclusie 28) De Heren Quené en Van Lent zijn het met de Werkgroep eens, dat een definitieve vaststelling van het landschapsplan vóór de stemming aanbeveling verdient. Met het plan van wegen en water lopen vormt het een structuurbepalend element van de ruilverkave ling, waaromtrent in een vroeg stadium zo veel mogelijk zekerheid dient te bestaan. Wel menen beide sprekers dat óók hier de vast stelling zich zal moeten beperken tot de hoofdelementen en dat wijziging mogelijk zal moeten blijven. Ook de Werkgroep heeft zich in deze geest uitgesproken. De grondverwerving voor het landschapsplan (blz. 317-318, conclusie 29) De Heer Quené is teleurgesteld over de passage in het Rapport over de uitvoering van het landschapsplan. Tot dusverre ontbreekt daarvoor vrijwel iedere waarborg, omdat men, behalve ten aanzien van de beplanting langs wegen en waterlopen, nagenoeg geheel af hankelijk is van de mogelijkheden die het plan van toedeling zal gaan bieden. Nu de Werkgroep zo uitdrukkelijk heeft gesteld dat

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1969 | | pagina 83