84 Prof. De Haan constateert dat de Heren Herweijer, Van Lent en Quené de lex specialis op ongeveer dezelfde wijze benaderen als de Werkgroep. De beide laatstgenoemden spreken daarbij even wel over een combinatie van onteigening en ruilverkaveling, terwijl de Werkgroep een tussenvorm tussen onteigening en ruilverkaveling voorstelt. Dit maakt intussen wel enig verschil. De Werkgroep zal het wetsontwerp nog moeten afwachten, doch geeft voorshands de voorkeur aan de eigen constructie, omdat een combinatie van twee zo verschillende procedures moeilijker te verwezenlijken lijkt. Men denke bijv. aan de wijze van behandeling en de daarbij betrokken organen, die zich nauwelijks laten integreren. Bij de tussenvorm daarentegen gaat het om een nieuwe verkavelingsmethode. Van meet af aan bestaat de verplichting tot toedeling, zij het niet even redig aan de inbreng. De gedachte aan een algemene landinrichtingswet (blz. 326-329, conclusie 33) De Heer Quené merkt naar aanleiding van de door de Werk groep uitdrukkelijk verworpen gedachte aan een algemene wet op de inrichting van landelijke gebieden op, dat een dergelijke wet in elk geval prematuur is. De Ruilverkavelingswet 1954 voldoet z.i. in het algemeen nog goed in de overwegend agrarische gebieden en de ervaring met de speciale wet voor Midden-Delfland moet nog worden opgedaan en afgewacht. De voorbereiding van een wettelijke ruilverkaveling Het besluit tot ruilverkaveling (blz. 337-345, conclusies 40 t/m 43) Prof. Polak signaleert, evenals de Werkgroep gedaan heeft, de tendens tot verdergaande democratisering. Daarom verlaat hij zijn in 1961 ingenomen standpunt (preadvies Vereniging voor Agrarisch Recht) dat de stemming ware te vervangen door een overheids besluit. Niettemin rijzen bij hem nog vragen. Zou niet een opinie onderzoek, zoals bepleit door mr. A. M. J. G. Wintermans (De Pacht, maart 1968), of desnoods een reeks opiniepeilingen toch de voorkeur verdienen boven de stemming Prof. De Haan is verheugd te kunnen constateren dat Prof. Polak in deze zin van mening is veranderd. Hij is op de hoogte van de genoemde ideeën van de Heer Wintermans, doch ziet daarin geen principieel verschil met de voorstellen van de Werkgroep. De Heer Wintermans wil immers spreken van een verplicht opinie onderzoek, doch de uitslag daarvan wel beslissend laten blijven voor het al dan niet doorgaan van de ruilverkaveling. In feite wil hij dus alleen de naam van de procedure veranderen, maar de Werkgroep ziet hier geen heil in, daar het uiteindelijke besluit feitelijk toch wel door de stemgerechtigden wordt genomen. De voorstellen tot materiële wijzigingen, die de Heer Wintermans daarnaast doet, wijken evenmin principieel van die der Werkgroep af, zoals daar zijn de toekenning van stemrecht aan pachters en de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1969 | | pagina 86