85 ontneming ervan aan niet-belanghebbende eigenaren. Bij dat laatste gaat hij echter volgens spreker te ver door de eis van een minimum-oppervlakte van 3 ha voor te stellen, daar een eigenaar van minder dan 3 ha zeer wel een redelijk agrarisch belang kan hebben. Daarbij komt dat een minimum-oppervlakte van 25 are, zoals door de Werkgroep voorgesteld, het aantal stemgerechtigden reeds tot de helft terugbrengt en een sterkere vermindering lijkt nu ook weer niet nodig. De uitvoering van een wettelijke ruilverkaveling De vaststelling van de rechten (blz. 346-349, conclusies 46 t/m 48) De Heer Van Lent noemt als argument tegen opneming van de pacht op de lijst van rechthebbenden de onvoldoende bekendheid van de plaatselijke commissie met de mutaties in de pacht na het opmaken van die lijst, zoals die zich ook deed gevoelen onder vigeur van de Ruilverkavelingswet 1938. Er ontbreekt immers een algemene pachtregistratie, laat staan een algemene pachtadministra- tie, die voor de uitvoering van ruilverkavelingen van het grootste belang zou zijn. Voortzetting en uitbouw van de thans uitsluitend voor de ruilverkaveling zelf voorgeschreven pachtregistratie tot een algemene pachtregistratie zou bovendien voor de talrijke diensten en instellingen die zich met de grond bezig houden ook de nutsbedrijven, onteigeningscommissies, etc. van groot nut zijn. Met de Werkgroep zou spreker wel de registratie in ruil- verkavelingsverband tot (schriftelijke) goedgekeurde pachtovereen komsten beperkt willen zien. Ernstige bezwaren ziet de Heer Van Lent tegen de beperking die de Werkgroep voorstelt ten aanzien van de erfdienstbaarheden die in de lijst van rechthebbenden een plaats moeten vinden. Het zal immers bij ruil van gronden voor de eigenaren steeds van eminent belang zijn alle zakelijke rechten (en lasten) te kennen. Nu kan het zijn dat de Werkgroep gedacht heeft aan percelen, waarvan verwacht mag worden dat zij niet worden geruild. Juister lijkt het spreker dan de betrokken percelen, veelal „huispercelen", niet in het blok op te nemen. Prof. Witt constateert dat de Heer Van Lent in feite pleit voor een pachtkadaster, een pleidooi waarbij hij zich heel goed kan aansluiten. Tegenover tijd en kosten, welke met de invoering van een dergelijk kadaster zouden zijn gemoeid, staan enorme tijdwinst en kostenbesparing bij gelegenheden als ruilverkaveling. De Heer Homan verklaart dat de Werkgroep algehele titel- zuivering, voor zover het de erfdienstbaarheden betreft (conclusie 60 jo. 47), om praktische redenen afwijst. Ook in het gewone rechts verkeer zien wij veelvuldig transport van onroerend goed „met alle lusten en lasten". De voorgestelde verandering is, zij het misschien niet ideaal, wel praktisch en juridisch verantwoord.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1969 | | pagina 87