8g op zich te laten wachten, als men de boeren goede voorlichting geeft en hen dwingt tot snelle besluitvorming. Het bezwaar tegen rechtsobjecten met tijdelijk niet geheel vast staande grenzen is naar de overtuiging van spreker minder groot dan dat tegen de niet meer bestaande percelen, die thans vaak object zijn van transport of waarop een zakelijk recht wordt gevestigd. Het moment van precisering van de rechtsobjecten is niet van door slaggevende betekenis, het is bovendien slechts een organisatorische kwestie. Prof. Witt vindt het opmerkelijk dat de Heer Van Lent wel een voorstel grotendeels in dezelfde geest als dat van de Werkgroep doet voor delen van een groot blok. Er is eigenlijk nauwelijks principieel verschil in opvatting tussen de Heer Van Lent en de Werkgroep. Wel denkt de Werkgroep praktisch „op groter schaal" dan de inleider. Ook zijn er principiële verschillen met betrekking tot de rechtspraak, met name de rol die de rechter-commissaris daarin zou moeten vervullen. Op deze verschillen ging Prof. De Haan nader in bij de behandeling van het onderwerp „ruilver- kavelingsrechter Overige onderwerpen De versnelling van de procedure (blz. 387-389, conclusie 79) De Heer Van Lent ziet zeer wel het belang van versnelling van de procedure in. Versnelling is echter een relatief begrip en kan tot vele misverstanden aanleiding geven. Om de gedachten te bepalen maakt hij daarom ook in dit opzicht onderscheid tussen ruil verkavelingen met een „eng-agrarische" doelstelling„aanpassings-" of „administratieve" ruilverkavelingen en „streekverkavelingen". (Zie ook ad De vaststelling van het plan van wegen en waterlopen) Het aantal van eerstgenoemde ruilverkavelingen zal afnemen, zo dat deze verder buiten beschouwing blijven. Administratieve ruilverkavelingen voltrekken zich in gebieden waar de cultuurtechnische omstandigheden goed kunnen worden genoemd. Uit de aanvragen valt thans nog geen uitbreiding van deze categorie af te leiden. Bij uitvoering van het huidige stemmingsprogramma van ongeveer 55.000 ha per jaar zal evenwel in 1980 ruim een kwart van de totale oppervlakte cultuurgrond verkaveld en ongeveer een kwart in uitvoering zijn. Daarnaast is een aantal gebieden in cultuur technisch opzicht in redelijk goede staat, zodat eng-agrarisch gezien aan ruilverkaveling geen behoefte bestaat. Uitbreiding van het primaire en secundaire wegennet of uitvoering van werken voor landschappelijke en recreatieve doeleinden zullen de wenselijkheid van beperking van schaden door middel van ruilverkaveling echter doen toenemen. Bovendien zal de wenselijkheid toenemen van een optimale concentratie van gronden die tot één bedrijf behoren of te zijner tijd bij een samenwerkingsvorm van meer bedrijven zullen worden betrokken. Thans worden dikwijls vrijkomende gronden

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1969 | | pagina 91