in het U.K. reeds een systeem ontwikkeld en indien ook in
andere landen met eenzelfde structuur iets dergelijks zou
geschieden zou dit de uitwisseling van geodetische ingenieurs
vereenvoudigen. Voor het zover is moeten echter nog vele
moeilijkheden worden overwonnen. In Amerika verleent
iedere staat een eigen diploma. De volledige wederzijdse
erkenning bestaat echter nog niet overal. Voor buitenlanders
worden nog strengere eisen gesteld in verschillende staten.
Ditzelfde geldt ook in Canada, waar ook in sommige pro
vincies buitenlanders, en zelfs Canadezen, opnieuw examens
moeten doen.
In Europa ligt dit eveneens niet eenvoudig.
Commissie I-bis, waarvan ik lid ben, heeft zich hierover,
t.a.v. de E.E.G.-landen, diverse malen beraden. Collega
Lavraux uit België, ook lid van deze sub-commissie, gaf
een overzicht van de opleidingsmogelijkheden in negen
Europese landen. Hierbij dient vooral de opleiding voor
middelbaar- en hoger landmeetkundig personeel (academici)
te worden onderscheiden, hetgeen niet altijd eenvoudig blijkt
te zijn.
Indien wij ons in eerste instantie beperken tot de laatste
groep, dan zou het van belang zijn om te trachten gelijk
waardige diploma's te verkrijgen. Een basisprogramma voor
alle landen zou dan noodzakelijk zijn, waarbij ook aandacht
aan de economische en sociale studies zal moeten worden
geschonken. Een niet eenvoudige opgave, maar die m.i.
juist nü moet worden aangepakt. Immers de snelle opmars
van de computer met de konsekwesties daarvan in het
gehele leven, maakt toch al een heroriëntering nodig, terwijl
bovendien de actie-radius van de mens steeds groter wordt.
Geconcludeerd werd dat een F.I.G.-werkgroep, bestaande
uit docenten en practici spoedig ingesteld zal moeten worden,
teneinde deze moeilijke materie aan te pakken. Bovendien
zal moeten worden nagegaan of per land de instelling van
een raad van toezicht of iets dergelijks gewenst is, waar ieder
erkende geodeet zich zou moeten laten inschrijven, wil hij
in dat land zijn functie mogen uitoefenen. Buitenlanders
dienen dan uiteraard ook dezelfde mogelijkheden te hebben.
Voor de E.E.G.-landen is deze zaak zeer actueel.
Commissie I-bis heeft reeds een aanbeveling voor de noodzake
lijke overgangsmaatregelen opgemaakt, in de geest zoals die
voor de architecten onlangs is goedgekeurd. Hoewel dit voor de
meeste Nederlandse collega's, aangezien deze in overheids
dienst werkzaam zijn, van minder direct belang is, lijkt het
mij voor de toekomst toch wel belangrijk. Nederland is
maar een klein land en heeft een zeer dichte bevolking!
ad. 3. Twee inleiders gaven hun mening over resp. de toekomst van
ons beroep en de eisen die aan een correcte uitoefening van
125