ons vak moeten worden gesteld. Het monopolie van diverse groepen dient volgens hen te worden doorbroken, terwijl men er vooral voor moet zorgen de snelle ontwikkeling van de techniek bij te houden. De kleine bureaus zullen tot fusie gedwongen worden, teneinde de nodige investeringen te kunnen doen, een ver schijnsel dat wij in ons land reeds op andere terreinen da gelijks meemaken (schaalvergroting). De instelling van een „Magna Charta" voor de geodeet, met de mogelijkheid voor sancties tegen overtreders van de erecode, wordt door hen aanbevolen, ad. 4. De gevolgen van invoering van elektronische hulpmiddelen in een landmeetkundig bureau werden toegelicht door Oldenstadt (West-Dld.) en Vermeulen (België). De indivi duele, totale bijdrage der medewerkers is veranderd in een par tiële inbreng. Dit kan als gevolg hebben dat men zich minder nauw aan het werk gebonden voelt, met weer als gevolg dat de motivatie daalt. Meer mobiliteit, functieverandering, met aangepaste opleiding, schijnt nodig. Bovendien moet meer verantwoordelijkheidsbesef worden aangekweekt. Automatisering vraagt echter ook nieuwe specialisatie. Te keren is het natuurlijk niet. Dit zou m.i. bovendien erg onverstandig zijn. Laten wij echter niet vergeten dat de machine vooral het eenvoudige routinewerk doet. ad. 5. Een vertegenwoordiger van de F.A.O. vertelde iets over de ervaring met de ontwikkelingshulp, vooral van de agrarische zijde belicht. Voor mij waren dit, als medewerker bij een cultuurmaat schappij, bekende klanken. Bij de discussie kwamen enige kritische geluiden, met als suggestie tot oprichting van een permanent cartografisch instituut bij de F.A.O. over te gaan. Door de heer Smith (U.K.) werd er, m.i. terecht, op gewezen, dat technische ontwikkeling allèèn niet voldoende is. De ontwikkeling van de mensen in deze achtergebleven lan den dient hiermede minstens parallel te lopen. Tenslotte kwam de uitwisseling van geodetische studenten aan de orde. De F.I.G. dient dit te bevorderen. In de praktijk is het echter wel eens moeilijk de studenten op praktische wijze in te zetten, terwijl soms de taal proble men geeft bij studenten uit de Russisch georiënteerde landen. Zinvol is het echter zeer zeker. Ir. R. Jonkers. Commissie 2 (Onderwijs) Uit de ingediende rapporten kan worden gekonkludeerd dat de belangrijkste werkzaamheid van de commissie nog steeds de studie I2Ó

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1969 | | pagina 32