in der Kartographie". Silar (Tsjecho-Slowakije) bood zijn „Con
tribution to the organisation of cooperation in the documentation
of information in geodesy and cartography" aan. Hierin brak hij
een lans voor wat hij noemde verticale samenwerking en horizontale
samenwerking. Het eerste: uitwisseling van informatie tussen ver
schillende landen, het laatste, idem tussen verwante vakgebieden.
Villecrose diende een nogal eng begrensd overzicht van wat
z.i. tot de hogere geodesie behoorde, in: „Domaine de la Biblio
graphic géodésique internationale". Daartegenover stelde onder
getekende zijn: „Domaine de la Bibliographie géométrique". Naar
aanleiding hiervan ontspon zich een discussie over het verschil
tussen hogere en lagere geodesie. Villecrose zocht het verschil
vooral in de wijze van benaderen der problemen: wetenschappelijk
of praktisch. Minder in het object van studie. Ondergetekende,
hierin nog gesterkt na het aanhoren van Prof. Baarda's openings
voordracht voor het Congres: „The Future of the Géomètre", zag
in deze kwestie veeleer een zgn. schijnprobleem. Hij komt dan
ook tot de slotsom dat een speciale FIG-documentatie zinloos is.
Haar interessegebied moet, tezamen met dat der A.I.G., in de B.G.
worden ondergebracht, wat officieus reeds het geval is. Gaarne
zag ondergetekende dit ook officieel gebeuren, wat echter samen
werking tussen F.I.G. en Dresden (lees: D.D.R.) vooropstelt.
Eveneens in de C.B.I.A. kwam de „Thesaurus Geodaeticus" aan
de orde (dat is het bovenbedoelde vijfde programmapunt). De
behoefte aan zo'n thesaurus wordt vooral gevoeld door de eisen
van gemechaniseerde information-retrieval. In plaats van UDC-
symbolen (die als bezwaar hun onbegrensde lengte en samenge
steldheid bezitten), treden genormaliseerde „descriptoren" (uni-
terms of keywords), dienende om vaklitteratuur te kunnen „be
schrijven", d.w.z. de essentiële begrippen uit een publikatie aan
te geven. Deze lenen zich wèl voor mechanische verwerking. Een
verzameling van dergelijke uniterms vormt een thesaurus. Iedere
term dient hierbij scherp gedefinieerd te worden. Bij synoniemen
moet een keuze worden gedaan. Een thesaurus is het omgekeerde
van een woordenboek. Het laatste gaat uit van losse woorden,
en geeft daarbij de betekenis. Het eerste gaat uit van een betekenis
(begrip) en geeft daarbij het (de) passende woord(en). Bekend is
Roget's „Thesaurus of the English Language". Voor het Neder
landse taalgebied bestaat Brouwer's „Het juiste woord". Aan
een dergelijk werk, maar dan speciaal voor de Geodesie, wordt
thans gedacht.
Paul en Silar hebben hun gedachten hierover reeds gestalte
gegeven. De eerste in „Fachthesaurus in der Geodasie", de laatste
in: „Thesaurus as an Aid for increasing the efficiency of Classifi
cation and Information".
Samenhangend met het vorige is tenslotte nog de kwestie bespro
ken van het gezamenlijk met S.I.P., A.I.G. en A.C.I. werken aan
geodetische terminologie, en wellicht met de A.C.I. (die wat haar
i3i