metrie biedt, werd aanbevolen en met voorbeelden toegelicht door
de Westduitser Spennemann. De Poolse hoogleraar Lazzarini
diende een rapport in waarin de nadruk gelegd wordt op het onder
scheiden van absolute en relatieve verplaatsingen. Voortdurende
bestudering van nieuwe landmeetkundige en andere hulpmiddelen is
vereist, vooral met het oog op verhoging van de nauwkeurigheid
en van de snelheid der metingen.
Dat bij ieder bouwwerk andere vraagstukken opgelost moeten
worden, kwam tot uiting in een voordracht over metingen ten
behoeve van een nieuwe brug in Quebec (Joncas).
3. Civieltechnische metingen.
Onder dit hoofd werden bijdragen samengebracht, handelend
over de schatting van gewenste nauwkeurigheden (toleransen) bij
de uitzetting van staal- en betonconstructies in Oost-Europa en
speciaal in Tsjecho-Slowakije (Stanek), over de ,,shield"-methode
bij tunnelbouw (Kübler, West-Duitsland) en over het gebruik
van fotogrammetrie bij inhoudsmetingen in de open kolenmijnbouw
in het Rijnland (Heijll).
4. Metingen ten behoeve van de industrie.
Op allerlei andere gebieden wordt de geodeet te hulp geroepen
voor het verrichten van metingen om deformaties te constateren.
De Polen Janusz en Laudyn bespraken geodetische en fotogram-
metrische methoden. Ook voor andere werkzaamheden is kennis
van geodetische methoden nodig, bijvoorbeeld voor het opstellen
van grote machines (Waissi, Finland).
5. Navigatie- en ruimtevaartmetingen.
Door Ramsayer (West-Duitsland) werd een overzicht samen
gesteld van navigatiemethoden, waarbij hij de relatie met de geode
sie onderzocht. In de toekomst voorziet hij een voortschrijdende
wederzijdse beïnvloeding.
Ir. G. A. van Wely.
Commissie 7, 8 en 9
Algemeen
In tegenstelling tot het in 1965 te Rome gehouden Xle F.I.G.
Congres, waren de onderwerpen van de, in de werkgroep C onder
gebrachte, drie commissies niet tot een bepaald thema beperkt.
Was in Rome de stadsvernieuwing het thema waarop de te behan
delen onderwerpen moesten zijn gebaseerd, nu in Londen bestond
er geen beperking. Dit had dan ook tot gevolg, dat er een aanzienlijk
grotere diversiteit in de onderwerpen viel waar te nemen.
De kwaliteit van de ingediende rapporten was over het algemeen
zeer goed. Van de door ondergetekende bijgewoonde discussies kon
meestal hetzelfde worden gezegd. Deze discussies waren merendeels
140