zakelijk en van goed niveau. Een groot deel van de goede kwaliteit
van het commissiewerk is ongetwijfeld te danken aan de voor
treffelijke voorbereiding van het congres door de Engelse gastheren.
Als voorbeeld hiervan kunnen de papers worden genoemd. De
uitvoering en verspreiding ervan was voortreffelijk.
Meer nog dan in Rome was in Londen een intensief vergader
programma opgezet. Als gevolg daarvan kon verslaggever ook thans
niet meer dan een beperkt gedeelte van deze vergaderingen bij
wonen. Gezien het niveau van deze vergaderingen valt dit te be
treuren. De belangstelling voor deze onderwerpen van de zijde van
de Nederlandse geodeten is naar mijn mening nog steeds te gering.
In de toekomst dient hierin nog verbetering te komen. Voorwaarde
hiervoor is evenwel dat de Nederlandse geodeet in de uitoefening
van zijn beroep meer dan tot dusver het geval is, betrokken raakt
bij de in de commissie 7, 8 en 9 behandelde onderwerpen. Deze
voorwaarde kan worden vervuld indien hij een groter aandeel
neemt in de uitvoering van de taken van de overheid en van par
ticuliere bureaus bij de stadsuitbreiding, de stadsvernieuwing en
het beheer van onroerend goed.
Commissie 7 Juridische en sociologische aspecten van de stedebouw)
In deze commissie werden telkens door twee of drie inleiders
op vijf achtereenvolgende werkdagen de volgende thema's be
handeld
Economisch plan en Ruimtelijke Ordening, Woningbouw-
politiek, Waardebepaling van de grond, Stadsvernieuwingspolitiek
en Bodemgebruik.
De inleiders van de eerste dag over het thema „Economisch plan
en Ruimtelijke ordening" waren Prof. M. Anselin uit België en
Barones Sharp uit Groot Brittannie. Prof. Anselin sprak over de
invloed van de nationale economische politiek op de ruimtelijke
ordening in de landen van West-Europa. Hij betrok West-Duits-
land, Frankrijk, Belgie en Nederland in zijn beschouwingen. Uit
zijn opmerkingen kon men concluderen dat de coördinatie tussen
de twee overheidstaken „Economisch Plan en Ruimtelijke Ordening'
dikwijls te wensen overlaat, onder andere doordat de beide taken
bij verschillende ministeries zijn ondergebracht. Voorts sprak
Prof. Anselin over de problemen van regionale economische
politiek in de vier genoemde landen. Hiervan vermeldde hij onder
meer het probleem, veroorzaakt door de verschillen in economische
groei tussen Wallonië enerzijds en Vlaanderen en de Brusselse
agglomeratie anderzijds. Een ander regionaal probleem was het
enorme verschil in ontwikkeling tussen de Parijse Metropool en de
rest van Frankrijk. Ook Nederland kent de z.g. probleemgebieden.
Door Barones Sharp werd de problematiek van coördinatie
tussen ruimtelijke ordening en economische planning in Groot-
Brittannie behandeld. Haar conclusie was, dat men in Engeland
de noodzaak tot coördinatie eerst laat onderkende. De ruimtelijke
i4i