172 dat in grote gebieden sloten zullen worden gedempt. De oorzaak hiervan is te vinden in de overname van de functies van de sloot door andere middelen. De oorspronkelijke ontwateringsfunctie wordt meer en meer overgenomen door een ondergrondse buizendrainage, in de vorige eeuw wel aangeduid met de toepasselijke naam 'droogpijpen'. De veescheiding wordt dan gerealiseerd met een elektrische af rastering. Hiermee is de weg geopend voor de realisering van grotere en beter gevormde gebruikspercelen. Dat zich in tien jaar tijd veel heeft gewijzigd, blijkt bijvoorbeeld uit het in de vijftiger jaren in de beekdalen om de 80 a 100 meter graven van nieuwe sloten en het thans uitgegroeid zijn van deze afstanden tot 250 a 300 meter. Soms wordt zelfs volstaan met het graven van slechts één keursloot op eenderde van de kaveldiepte, waarmee de slootlengte, de bermsloten niet meegrekend, in dezelfde orde als die van de waterlopen komt. Hier ligt een verbinding met de nieuwe toedeling. Voor de landmeter schept deze situatie een belangrijk grotere vrijheid bij het ontwerpen van het toedelings plan. Het water op zijn weg uit het gebied volgend, treffen we na de sloot de waterloop aan. De inzichten omtrent de afmetingen van waterlopen uit een oogpunt van waterafvoer zijn thans wel ongeveer uitgekristalliseerd. Ten aanzien van de optimale dicht heid van het net van waterlopen zijn we echter belangrijk min der goed georiënteerd. Eerst recente onderzoekingen hebben aangetoond, dat de som van aanleg- en onderhoudskosten voor een ijl net van relatief grote waterlopen zóveel lager is dan een dichter net van kleinere waterlopen, dat dit in de ontwerpen zeker nastreven verdient. De schaal waarop men hierin slaagt, hangt naast de topografie af van de geometrische vorm van het gebied en de toekomstige kavelgrootte, en daarmee indirect van de bedrijfsgrootte (17). Het voorgaande overziende is het toekomstbeeld van de 'lage landen' wel ongeveer bepaald. Een landschap met weinig sloten, doorsneden door slechts enkele grote waterlopen, ligt in het ver schiet. Verlaten we hiermee de lage veen- en kleigronden en bezien we de hogere zandgronden van ons land, dan worden daar de perceels- grenzen veelal ingenomen door houtwallen, heggen en bomen, die het beeld van het landschap sterk bepalen. De oorspronkelijke functies van veescheiding en produktie van boerengeriefhout zijn economisch niet meer aantrekkelijk, terwijl de nadelen voor een goede bedrijfsvoering zich steeds sterker doen gevoelen. De beperkingen, die deze begroeiing oplevert voor een rationele exploitatie, worden vooral veroorzaakt door de grillige vormen en het kleinschalige karakter. Kleinschalig grondgebruik en klein schalige begroeiing gaan hier onverbrekelijk samen. De voor de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1969 | | pagina 10