i83 tragingen van het signaal in de instrumenten. De ontwikkeling van de elektronica wijst er echter op, dat het in de naaste toekomst mogelijk zal zijn om met eenvoudige middelen deze tijdvertragingen nog beter in de hand te houden. Een veel belangrijker begrenzing van de elektronische afstands meting wordt gevormd door afwijkingen in de gemiddelde snelheid van de signalen en in de doorlopen route. Om de snelheid en de route in voldoende mate te kennen is het noodzakelijk om nadere gegevens te hebben over de atmosfeer tussen de beide eindpunten. De snelheid van lichtgolven en van radiogolven hangt af van de temperatuur, de druk en de vochtigheid van de lucht. Deze groot heden worden daarom meestal in één of meer punten gemeten. Voor zeer nauwkeurige afstandsmetingen is een grote zorgvuldig heid vereist bij deze meteorologische bepalingen. Voor normale metingen kan echter volstaan worden met vrij ruwe meteorologische waarnemingen. Als illustratie van de bovenbedoelde invloeden zou ik één getal willen noemen: Een variatie van één graad Celsius in de gemeten temperatuur van normale atmosferische lucht betekent een afwij king van één millimeter per kilometer in de berekende afstand. Dit temperatuureffect komt in orde van grootte overeen met de uitzettingscoëfficient van invar of van gesmolten kwarts (io ^jC)'1). De baan die het signaal aflegt verschilt meestal weinig van een rechte lijn. Toch zijn in sommige gevallen de afwijkingen van bete kenis voor het resultaat. Deze afwijkingen van de rechte lijn kunnen optreden door variaties in de (optische) dichtheid van de lucht loodrecht op de licht-(radio-) bundel, en door reflecties aan voor werpen en op de grond. De door de signalen gekozen routes zijn ook niet altijd eenduidig, zoals men duidelijk kan zien bij het veel voorkomende verschijnsel van luchtspiegeling. Deze meteorologische effecten hebben veel minder invloed op trajecten die grotendeels buiten de dampkring liggen. Zulke trajecten komen voor bij afstandsmetingen naar kunstmanen, waarmee geodetische gegevens over de aarde verkregen worden en bij toekomstige metingen naar op de maan geplaatste reflectors. Uit deze laatste metingen hoopt men nauwkeurige gegevens over de afmetingen en de bewegingen van de maan te verkrijgen. Deze metingen behoren echter niet meer tot de landmeetkunde maar tot de maanmeetkunde. Met de hiervoor aangeduide methodes van elektronische afstands meting is het mogelijk binnen een redelijke meettijd afstanden te meten met een hoge nauwkeurigheid. Toch is er nog behoefte aan veel hogere meetnauwkeurigheden. Men wil zelfs afstanden meten met een nauwkeurigheid van enkele delen op de miljard. Dit lijkt op het eerste gezicht onzinnig omdat de plaatselijke vormveran deringen van de aarde dikwijls aanmerkelijk groter zijn. Maar juist

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1969 | | pagina 21