168 naar verlaging van produktiekosten. Ook de toenemende mecha nisatie in de landbouw werkt als endogene factor in dezelfde richting. In de praktijk van de cultuurtechniek resulteert een en ander in een toenemende belangstelling voor de landinrichting, daar vooral verbeteringswerken in deze sfeer kostenbesparend werken. Als logisch gevolg van bovengeschetste ontwikkeling is zowel de reorganisatie van de landindeling als het wetenschappelijk onderzoek hiernaar van betrekkelijk jonge datum. De in de periode van 1924 tot 1940 tot stand gekomen ruilverkavelingen zijn gering in aantal en veelal beperkt tot enkele essen, maden of mieden. Complexen van enkele honderden hectaren vormen dan de ge bieden voor de landinrichting (7). Als positief aspect van deze lange aanloopperiode kunnen we noemen de praktische scholing van landmeters en cultuurtechnici in de gevoelige procedure van schatting en uitruil van gronden. Dat we de problemen hiervan niet mogen onderschatten, moge blijken uit de jarenlang gehanteerde 'overzichtbaarheid' als crite rium voor de omvang van een ruilverkaveling. Deze opvatting heeft zelfs tot in de periode 1950 tot 1955 stand gehouden. Daarna komen in toenemend aantal grotere ruilverkavelingsblokken voor. Dit onder invloed van de opvatting, dat het proces van samen voeging betrekking moet hebben op geografische eenheden, waarin zoveel mogelijk alle grond van de bedrijven voorkomt. De reorgani satie van het landbouwbedrijf als bedrijfseconomische eenheid krijgt dan meer de aandacht. Nadat hiermee gunstige ervaringen zijn opgedaan, wint het inzicht veld, dat ruilverkaveling door begeleidende voorlichtings activiteiten tevens kan dienen tot het ontwikkelen van stagnerende gebieden. Als voorbeelden kunnen worden genoemd de ruilver kavelingen in de geïsoleerde gebieden tussen de grote rivieren. Deze schaalvergroting van de projecten krijgt ongeveer in dezelfde tijd een extra impuls door de herverkavelingen in Zeeland. De ervaringen daar opgedaan, zijn mede richtinggevend geweest voor allerlei ontwikkelingen, zowel op ontwerptechnisch gebied als op dat van de uitvoering. Inmiddels gaat een aantal andere processen doorwerken in de cultuurtechniek. De economische expansie, de snel groeiende bevolking en de daarmee gepaard gaande verstedelijking doen de niet-agrarische belangen bij de vrije ruimte snel toenemen. Het uit 1954 daterende rapport 'Overgang van grond naar niet-agrarische doeleinden', als vrucht van samenwerking tussen het Ministerie van Volkshuisvesting en Wederopbouw en het Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, is symptomatisch voor de koersverandering in die tijd (8). De effecten hiervan zijn onder andere merkbaar in het veelvuldiger combineren van de aanleg van rijks- en provinciale wegen met ruilverkavelingen en de wettelijke regeling van de landschapsplannen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1969 | | pagina 6