169 Kunnen we deze maatregelen in eerste instantie nog als neven verschijnselen in de landinrichting opvatten, in de fase die daarna aanbreekt treedt steeds meer een vermenging van doelstellingen op. Het karakter van de inrichtingsplannen loopt als gevolg hiervan heden ten dage uiteen van inpassing van verkeers-, landschaps- en recreatievoorzieningen in agrarische reconstructieplannen tot aan passing van agrarische structuur aan plannen van andere aard. Met enige goede wil van agrarische zijde kunnen bijvoorbeeld de ruilverkavelingen 'Vries', 'Alblasserwaard' en 'Geestmerambacht' tot de eerste categorie worden gerekend en zijn 'Veendam-Wilder- vank', 'Maarseveense Plassen' en 'Hoekse Waard' op te vatten als representanten van de tweede groep. Overigens zijn er allerlei overgangen, waarbij de aanleiding tot reconstructie van geval tot geval wisselt. Voor een duidelijker beeld van het karakter van de plannen is elders wel gesuggereerd onderscheid te maken tussen de land inrichting in verstedelijkte gebieden en in agrarische gebieden (9, 10). Een dergelijke tweedeling zou echter tekortschieten. In de niet-ver stedelij kte zandgebieden van ons land bepalen namelijk landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuur historische waarden ook mede het karakter van de plannen, zodat dan op zijn minst een driedeling nodig zou zijn. Sinds ongeveer i960 is aan al deze 'waarden' van het platteland nog zeer duidelijk die voor de openluchtrecreatie toegevoegd, waarmee dan zo ongeveer een half dozijn doeleinden is volgemaakt. Als we dit veld van activiteiten overzien, dan is de vraag die onwillekeurig opkomt: 'Is dit alles nu nog cultuurtechniek?', of 'Wordt het nu eerst cultuurtechniek?', Met dit laatste zou dan bedoeld kunnen zijn de 'architectuur' van een nieuw land. Laten we de interpretatie voor wat het is, dan is voorts wel belangrijk of voor een goede synthese alle vakgebieden bewust spreek ik in de meervoudsvorm het vereiste kennisniveau hebben bereikt. Als we ons deze vraag stellen, behoeven we geen profetische gaven te hebben om te kunnen voorspellen, dat in de toekomst de kennis van de openluchtrecreatie nogal eens in het minimum zal verkeren. Werken, wonen en vrije tijdsbesteding het moderne drieluik van het menselijk bestaan verhoudt zich in een tijdbudget thans als 1: 2:1. Bij de te voorziene verschuiving van werken naar vrije tijd zal de vrije tijdsbesteding in de open ruimte snel toenemen. Voor de aan te brengen voorzieningen is zeer belangrijk waar en in welke omvang de vraag naar de diverse vormen van openlucht recreatie zich zal doen gelden. Gaan we na welke onderzoekingen hierover beschikbaar zijn, dan komen we al spoedig terecht in Amerikaanse literatuur. Hierin valt op, dat vooral de economische studies sterk zijn vertegenwoordigd. Een en ander in tegenstelling

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1969 | | pagina 7