2IÓ b) bepaling van de afwijking in y-richting door middel van richtings meting met een WILD T3 (zie de bijdrage van dr.'G. van Herk). c) bepaling van de afwijking in ^-richting door invardraadmeting. d) definitieve afstelling van de meetmerken door het aanbrengen van de gevonden korrekties in beide richtingen. e) uitgaande van deze punten afstelling van de hulpmeetpijlers met een WILD T2 en invardraadmeting. f) bepaling van de 2-koördinaat door waterpassing. g) afstelling van de hulppijlers voor de alignering van de railbaan (zie de bijdrage van A. van Milaan). ad a) De plaats van de schaduwlijn werd bij de aanvang gefixeerd door bussen in de 3 betonpijlers van i 3 meter hoogte in het midden en aan de einden van de schaduwlijn. De middenpijler was als juk gebouwd zodat de lengtemeting ongehinderd kon doorgaan. Tussen deze 3 pijlers worden de pijlers voor de meetmerken ge plaatst, 1.5 m in de grond en 0.5 m erboven. Elke telescoop heeft een betonfundament waarin sparingen zijn gelaten voor de bouten van de voetplaten waarop later de telescooppoten worden geplaatst. Om er zeker van te zijn dat alle bouten ook in de sparingen zouden vallen is de ligging van het hart van alle sparingen in de 3 koördinaten t.o.v. de schaduwlijn opgemeten. De lengtemeting in de schaduwlijn is hierbij uitgevoerd met een invarmeetband en de afstand naar de sparingen met een invarbasisbaak Als de meetmerken in de schaduwlijn voor 2 telescopen geplaatst zijn ligt daarmee de plaats van de overige meetmerken vast. Uit de resultaten van de meting der sparingen werd deze afstand tussen de meetmerken bepaald op 144 m - 9 mm. ad c en d) Voor de juiste plaatsing van de meetmerken in de schaduwlijn moet nog een verschuiving mogelijk zijn in x- en y-richting van het koördinatenpunt d.i. het hart van een bus waarin centreerkogel, richtsignalen en Jaderin- stiften passen. Deze verschuiving wordt t.o.v. twee aanslagen gemeten met een schuifmaat en voetjespasser met een nauwkeurigheid van 0.05 mm. Voor het instorten van de meetmerken is een stelraam ontworpen waarbij richting, plaats, hoogte en horizontale ligging in te stellen zijn (zie fig. 2 en 3). De lengte van een invardraad wordt slechts gegarandeerd op het moment van ijking en dit betekent dat bij elke nauwkeurige lengtemeting ook een ijking verricht moet worden. Daartoe werd in de schaduwlijn een ijkbasis van 288 m aangelegd door het in storten van koperen bussen waarin de Jaderin-stiften passen. k

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1969 | | pagina 14