deze periode zijn slechts de sterwaarnemingen, in aansluiting aan de W-0 metingen van M uit, gehandhaafd. De waarnemers warenHr. Berger met 604 instellingen op een merk, Hr. Leenders met 704 instellingen op een merk, Ir. Ver schuur met 1440 instellingen op een merk en Dr. van Herk met 1912 instellingen op een merk. In figuur 1 is de referentielijn schematisch weergegeven. Het is duidelijk dat metingen van de y-coordinaten van M uit, aan punten P die ver van M liggen, een laag gewicht geven. Door ook van W en van O uit te meten krijgen de punten dichter bij W en O een gewichtsverbetering die aanzienlijk is. Door nu ook van tussenpijlers P uit te meten worden de gewichten nog meer verbeterd. De ongelijkheid van het terrein, en de daaruit volgende onzichtbaarheid van meetmerken heeft gemaakt dat alleen van P3, 4, 10 en 11 uit extra metingen zijn gedaan. Het waarnemingsmateriaal is op 2 manieren verwerkt. Bij de eerste methode zijn eventuele persoonlijke fouten van de verschillen de waarnemers buiten beschouwing gelaten. De vereffening geschiedde volgens een schema dat Prof. Roelofs heeft opgesteld onder volledige inachtname van het kansmodel van de waarnemingen. De berekening van de uiteindelijke ge wichten wordt geïllustreerd met de figuren 2, 3 en 4. Bij de tweede methode is geen gewichtsberekening toegepast 221 Tolerantie AX") AY ±1mm AZJ Op 728m,1mm o'.'28 Fig. 1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1969 | | pagina 19