228
patroon waar, in het vlak van het instelmerk. De waarnemer kan
een tweede persoon de zoneplaat laten verplaatsen, totdat het
interferentiepatroon concentrisch is (figuur 3).
Fig. 3. Het interferentiepatroon bestaande uit lichte en donkere ringen.
De zwarte cirkels met kruis vormen het instelmeik, dat nog niet concentrisch
is ingesteld. De cijfers geven de middellijn aan van de cirkels, in millimeters.
In dat geval bevinden zich het midden van het interferentie
patroon, het midden van de zoneplaat en het centrum van het
verlichte gaatje op een rechte lijn.
De nauwkeurigheid van deze meetmethode is zeer hoog: 0,1-0,2
boogseconde bij „gunstige" weersomstandigheden. Deze „gunstige"
weersomstandigheden regen, wind en een compleet bedekte
hemel zijn beslist noodzakelijk.
Het is onmogelijk de afwijkingen van de rechte lijn te berekenen
uit meteorologische waarnemingen indien de weersomstandigheden
anders zijn, daar de weersonrust dan een dynamisch karakter heeft.
Voor de volledigheid geven wij een voorbeeld van de lucht
temperatuursinvloed op de rechtheid van de optische lijn.
Aangenomen, dat het temperatuursverloop in verticale zin
A T
2 0,I° ^/m is en de meetafstand x 300 meter dan is
de verticale afwijking van de optische lijn
Z A. io"6 T v2 meter
2 A Z
f. io-6. 0,1. 300.2 4,5 10-3 meter