231
palen gestort met daarop gemonteerd een grondplaat. De positie
van de grondplaat is nastelbaar. Door in de grondplaat de instel-
merkeenheid te plaatsen, konden met theodoliet- en invardraad-
metingen, de twee grondplaten per rail worden ingesteld zodat
het midden van het instelmerk c.q. het diafragma, punten van de
beoogde lijn zijn, die 1800 mm boven het railoppervlak ligt.
Met andere woorden: indien nu een zoneplaat wordt geplaatst
op de lijn diafragma - instelmerk dan moet de rail precies 1800 mm
onder de zoneplaat komen. Om dit te kunnen meten is een speciaal
statief gemaakt (zie figuur 6a, b en c). Op de rail wordt een voetstuk
geplaatst dat met 0,1 mm zijdelingse speling over het profiel
van de rail past en met twee in- en uitschakelbare magneten kan
worden vastgezet. Op dit voetstuk staat verticaal een buis van
ongeveer 1,40 m lang. Aan het boveneinde van deze buis bevindt
zich een opening die dwars op de richting van de rail horizontaal
verplaatsbaar is ten opzichte van de buis.
In deze opening wordt een rechte staaf geplaatst. De onderzijde
X]kruisslede met zoneplaat
stclscliroef voor het N-Z
verticaal stellen van de
mectstaaf
kogelscharnier met
kogellager
pasvoet met magnetische
bevestiging op de rail
Fig. 6a. Het meetstatief met de zoneplaat in de kruisslede