234 De meetprocedure Op een van de genoemde betonpalen werd het diafragma ge plaatst en verlicht met een He-Ne gaslaser met een lichtsterkte van ongeveer 5 mW (figuur 7). Een laser werd toegepast om bij alle weersomstandigheden voldoende licht te hebben, daarnaast is het contrast van het interferentiepatroon maximaal door het monochromatische licht. De lichtbundel werd ten naastenbij gericht op de tweede paal met het instelmerk en de loep. Afhankelijk van het omgevingslicht werd de laser precies op, of iets naast het instelmerk gericht in verband met de benodigde hoeveelheid licht. Gedurende de nachtelijke uren treedt vermoeidheid op voor de ogen indien het ene moment duister is en er het andere moment een relatief hoog lichtniveau de ogen treft. Op de plaats waar men de ligging van de rail wilde meten, werd het statief met de zoneplaat op de rail geplaatst. Door het eerst verticaal stellen van de staaf kan vervolgens de waarnemer bij het instelmerk per radioverbinding de instructie geven in welke richting de kruisslede dient te worden versteld. Indien de positie van de zoneplaat juist was bevonden, werd de kruisslede afgelezen. Het verschil tussen aflezing en de ijkwaarde is een maat voor de correctie van de rail ter plaatse. Op deze wijze werd de gehele rail om de ca. twee meter gemeten en hermeten. De correcties werden overdag aangebracht. Begin mei 1968 werden beide rails nog éénmaal in zijn geheel bemeten; de resultaten zijn in beide grafieken aangegeven. Uit de praktijk bleek door herhaald meten, dat de meetnauwkeurigheid 4 0,15 mm bedraagt. Alleen bij wind en regen of motregen; anders zijn de afwijkingen al snel groter dan één cm. Aan de hand van ervaringen en het meten van temperatuurgradiënten werd er bepaald of er wel of niet kon worden gemeten. Daarnaast moest grote aandacht worden besteed aan de reinheid van het railoppervlak. Na het verwijderen van de roestwerende laag, vroeg een verzanding door de wind of een optreden van ijzel, een constante oplettendheid. Conclusie De rail lag tijdens de laatste metingen over de gehele lengte binnen de toleranties op de gegeven lijn. De meetmethode is voldoende en snel indien het weer meewerkt. Indien het gewenst is de meting te herhalen, ten tijde dat de beide telescopen op de rail aanwezig zijn, zal het noodzakelijk zijn de positie van beide betonpalen per rail te controleren. SUMMARY Marking out of the rails for the two movable reflectors. The measurements were done according to the interference pattern-method of Prof, van Heel. The influence of the meteorological situation is given and the special instru mentation with a He-Ne laser as a lightsource.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1969 | | pagina 32