240 Een rechthoekig coördinatensysteem, was, met de V-coördinaat horizontaal, de Y- as verticaal en de oorsprong in de vertex van de parabool, gedacht. De metingen bepaalden de X- en de Y- coördinaat van het meet punt. De bij de gemeten X- waarde behorende theoretische Y- waarde werd vergeleken met de gemeten Y- waarde. Het verschil SY kon worden gemodificeerd tot een afwijking SY' loodrecht op het PRINCIPE V METING PRINCIPE X HETING Fig. 7. gaasoppervlak van de parabool door vermenigvuldiging met de cos van de hoek, die de raaklijn aan de parabool ter plaatse van het meetpunt maakte met het horizontale vlak. De metingen aan de assemblagemal en het reflectorvlak omvatten de volgende punten: 1. Hulpmeetpunten op de vloer voor het bepalen van de maten in de X- richting. (Horizontaal) 2. Vier vaste steunpunten voor de draagconstructie. 3. Meetmerken op meetstijl en referentievlakken voor het be palen van de maten in de Y- richting (Verticaal). 4. Oplegpennen in de assemblagemal. 5. Het reflectorvlak. 1. M.b.v. een eindmatenraam wat u zich voor kunt stellen als een nauwkeurig bekende speermaat en een theodoliet werden de hulpmeetpunten in de X en Q richting nauwkeurig bepaald. Een punt van het eindmatenraam werd in de centerpunt in het hart van de assemblagemal geplaatst, met de 2e punt werd op het koperen plaatje een bepaalde maat (2.000 mm) in de X richting afgetekend. Met de theodoliet ingesteld in een bepaalde hoek t.o.v. een 0° lijn werd de tangentiële richting bepaald en op het koperen plaatje afgetekend. Met de centerpunt in het snijpunt van de afgetekende lijnen werd het hulpmeetpunt vastgelegd. De onnauwkeurigheid bij het uitzetten van hulpmeetpunten in de X- richting is of 0,01 mm/m. Dat betekent dat bij een

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1969 | | pagina 38