249
gepubliceerd1). Ondanks de blijkbaar schaarse gegevens heeft
de schrijver de weinig dankbare taak op zich genomen, om deze
metingen en waarnemingen aan een uiterst strenge analyse en
scherpe wetenschappelijke kritiek te onderwerpen. De eind
conclusie luidt, dat Tycho Brahe byzonder veel aandacht heeft
gewijd aan het astronomische gedeelte van zijn triangulatie, de
oriëntatie van zijn netwerk en de bepaling van de geografische
coördinaten van één van de hoekpunten ervan. Wat echter de
keuze en meting van de basislijn betreft, hierin is Tycho Brahe
ernstig tekort geschoten. Hij heeft deze basis gekozen tussen
twee ontoegankelijke eindpunten (n.l. spitsen van kerktorens).
Hij heeft zich in dit opzicht verre inferieur getoond tegenover
Snellius.
Het komt ons in alle bescheidenheid voor alsof de astronoom
Tycho Brahe deze hele triangulatie (misschien voortgevloeid
uit een koninklijke opdracht of misschien een persoonlijke uiting
van dankbaarheid aan het gunstbetoon van koning Frederik
niet bepaald con amore heeft uitgevoerd. Wij hebben in geen geval
kunnen constateren, dat een werkelijke graadvaetmg, bepaling
van de aardomtrek in de bedoeling heeft gelegen.
Dit laatste lag juist wel in de bedoeling van de derde persoon
uit deze groep, Willebrord Snel van Royen, of Willebrordus
Snellius. (1580-1626). De tweede helft van dit boek is geheel
aan deze belangrijke pionier der geodesie gewijd. Hij is de eerste
man geweest, die met vooropgezet doel de in de voorgaande twee
gevallen geschetste triangulatie-methode dienstbaar heeft gemaakt
aan de graadmeting, de bepaling van de omtrek van de aarde.
Tussen 1615 en 1617 overdekte hij het gebied tussen Alkmaar
en Bergen op Zoom met een driehoekennet. In de verschillende
hoekpunten werden alle hoeken bepaald, terwijl van enige zijden
zo nauwkeurig mogelijk de lengte werd gemeten (de bases). Verder
werden alle zijden uit het triangulaire netwerk berekend. Hieruit
kon ten slotte de afstand Alkmaar-Bergen op Zoom worden bepaald.
De verdere metingen waren van astronomische aard, ter bepaling
van het verschil in geografische breedte tussen Alkmaar en Bergen
op Zoom, en het astronomische azimuth van de Leidse stadhuistoren
naar de St. Jacobstoren in den Haag (twee netpunten). Tenslotte
kon hieruit de omtrek van de (bolvormig veronderstelde) aarde
worden afgeleid. Na uitvoering van alle berekeningen publiceerde
Snellius zijn resultaten in 1617 in het klassiek geworden werk
„Eratosthenes Batavus, de terrae ambitus vera quantitate".
In de volgende jaren, voorafgaande aan zijn dood, heeft Snellius
nog verschillende fouten ontdekt en verbeterd (soms verslechterd)
in zijn hoekmetingen, en zijn netwerk verder uitgebreid tot Mechelen
in België. Deze veranderingen en uitbreidingen zijn echter nooit
x) Mogen wij Friis (2) geloven, dan is er toch nog wellicht iets van de
bedoelde kaart gepubliceerd en te vinden in Braunii Theatrum orbium,
T. IV k.k. Hofbibliotheek, Wien, (vgl. Friis (2); p. 97 en noot 31, p. 357)