250 door Snellius gepubliceerd. Zij werden oorspronkelijk alleen aangebracht in het eigen handexemplaar van Snellius waar in een aanhangsel van 24 pags. de verdere uitbreiding van de triangu latie wordt aangegeven. Deze verdere noten zouden misschien verloren zijn geraakt, als ze niet i 100 jaar later in handen waren gekomen van Petrus van Musschenbroek, die ze gepubliceerd heeft in het hoofdstuk „De magnitudine terrae" van zijn boek „Physicae expérimentalis et geometricae de magnete." (Leiden 1729). Van Musschenbroek heeft de waarnemingen van Snellius gecontroleerd, en daarbij heeft hij zich geroepen gevoeld, een groot aantal veranderingen aan te brengen in deze waarnemingen, naar zijn mededelingen op grond van eigen observaties. Het belangrijkste gedeelte van het geschrift van den heer Haasbroek wordt on getwijfeld gevormd door de inhoud van de laatste 50 pags., waarin hij de waarnemingen en metingen van Snellius, met inbegrip van de zogenaamde persoonlijke waarnemingen van Van Musschen broek aan een grondige analyse en diepgaande kritiek onderwerpt. Hij heeft de uitgevoerde berekeningen nauwkeurig gecontroleerd, en het is te verwachten, dat hij hier en daar Snellius op fouten betrapt, maar minder op waarnemingsfouten dan op slordigheden in de berekeningen. Met uitgesproken sympathie wordt het leven en het werk van Snellius door de schrijver, die aan deze grote figuur reeds vroeger een viertal uitvoerige hoogst belangrijke publicaties heeft gewijd1), ons voor ogen gesteld. Toch is de schrijver zo objectief, om ons naast de vele positieve kanten van dit werk ons ook de negatieve niet te onthouden. Het eindoordeel is zeer gunstig en luidt als volgt: „Hoewel Snellius een slordig rekenaar was, was de constructie van zijn driehoeksnet uitstekend en de meting van zijn triangulatie zo goed als maar kon worden verwacht. Hij maakte alleen een ernstige fout in de bepaling van zijn azimuth. Hij kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de afwijkingen in de bepalingen van zijn geografische breedten, en de fout in de omtrek van de aarde., veroorzaakt door deze afwijkingen. Zij waren het gevolg van de onvolmaakte instrumenten van dat tijdperk". Het oordeel over de „aanvullingen" van Van Musschenbroek is minder gunstig, om niet te zeggen vernietigend. De schrijver merkt hierover op:,,Ik twijfel in vele gevallen aan de authenticiteit van deze waarnemingen, of om het minder eufemistisch te zeggen, ik kan 1) N. D. Haasbroek. Willebrord Snel van Rooyen; zijn leven en werk. Delft i960. id. Bij de herdenking van de meting van het eerste snelliuspunt in 1615. Tijdschr. voor Kad. en Landmeetk. 1965. id. Een analyse van Snellius' basesnetten in de omgeving van Leiden uit de jaren 1615 en 1622. T. v. K. en L. 1966. id. Een analyse van het driehoeksnet van Snellius tussen Alkmaar en Bergen op Zoom. T.v.K. en L. 1967.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1969 | | pagina 48