251 aantonen, dat ze vaak op een ernstige manier zijn vervalst, om de berekeningen beter te laten sluiten". Dit buitengewoon lezens waardige geschrift bevat nog tal van bijzondere mededelingen, waarvan wij niet kunnen nalaten, enkele te vermelden. Uit de waarnemingen van Snellixjs blijkt dat hij zijn astronomi sche azimutsbepaling heeft uitgevoerd op het dak van zijn woonhuis in Leiden. Voor de eerste maal in de geschiedenis van de geodesie werd door Snellius in 1615 dit punt door achterwaartse insnijding bepaald. Het woonhuis van Snellius is echter bij de buskruitramp van Leiden in 1807 volkomen vernield, zodat deze plaats niet direct met nauwkeurigheid was terug te vinden. Met behulp van de waarnemingen van Snellius naar drie andere netpunten in Leiden heeft de schrijver met grote nauwkeurig heid (binnen een standaard-ellips met halve assen 138 cm en 16 cm) dit punt teruggevonden. Op deze plaats is in i960 een koperen gedenkplaat aangebracht. Tenslotte wil ik erop wijzen, dat de schrijver op enkele plaatsen met nadruk wijst op mogelijke (zwakke!) interrelaties tussen de drie behandelde figuren. Tycho Brahe was niet onbekend met het werk van Gemma Frisius, zodat mogelijkerwijze Tycho's triangulatie door dit voorafgaande werk was geïnspireerd, althans beïnfluenceerd. En Snellius bracht in 1600 of 1601 een kort bezoek aan de bejaarde Tycho Brahe in Praag. De schrijver waagt nu de suggestie, naar hij uitdrukkelijk zegt zonder enig bewijs, dat Snellius en Tycho bij dat bezoek gesproken hebben over Tycho's triangulatie, zodat het grote werk van Snellius wellicht niet uit een onafhankelijk verkregen idee was voortgevloeid. Het moge zo zijn, maar ik waag het te betwijfelen, of Tycho in zijn laatste levensdagen, zwaar in beslaggenomen door ernstige discussies en vaak twistgesprekken met zijn pasverworven geniale medewerker Kepler, over zuiver astronomische onderwerpen en metingen, discussies waaraan inderdaad naar alle waarschijnlijk heid ook de nieuw aangekomen Snellius weieens heeft deelge nomen, veel aandacht heeft kunnen en willen schenken aan een onderwerp als de kartografie van Denemarken, dat nimmer in zo sterke mate zijn ambities had opgewekt, en dat reeds meer dan twintig jaar uit de sfeer van zijn belangstelling was verdrongen door onderwerpen, die hem oneindig veel sterker konden boeien. Tevens bekruipt mij hier de vraag: „Was in 1600, 15 jaar vóór zijn graadmeting, de jonge Snellius reeds geïnteresseerd voor landmeetkundige problemen?" Maar nemen wij een ogenblik aan, dat hem in 1600 of 1601 in Praag door Tycho Brahe enkele opmerkingen waren ingefluisterd, die verband hielden met Tycho's unvollendete Symphonie, wat zou dat dan nog De wetenschappe lijke ontdekkingen van formaat, en grote prestaties, zijn uiterst zelden volkomen spontaan zonder enige invloed van buiten verricht. Bij bijna allen is een hint, een suggestie of een probleemstelling van buiten af voorafgegaan, ter voltooiing van een door anderen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1969 | | pagina 49