257
Het jaarverslag van de secretaris wordt goedgekeurd. De kascommissie,
bestaande uit de heren Ir. J. de Boer en Ir. P. F. H. Wessel, heeft op
22-4-1969 de boeken van de penningmeester gecontroleerd en in orde be
vonden. Het financieel verslag over 1968 wordt vervolgens goedgekeurd
waarna de penningmeester wordt gedechargeerd voor de afgelopen periode.
De heren Ir. P. F. H. Wessel en S. C. Bruinsma worden benoemd tot
leden van de nieuwe kascommissie voor het jaar 1969. Ook de begroting voor
het jaar 1969 wordt ongewijzigd goedgekeurd.
Bij de behandeling van het agendapunt m.b.t. de verkiezing van de
redaktie van het Tijdschrift maakt Ir. W. Beekman een aantal opmerkingen
over de inhoud en de presentatie van het Tijdschrift. Daar helaas geen der
redaktieleden aanwezig is zal de secretaris de vragenderwijs geformuleerde
opmerkingen doorzenden aan de redaktieleden met het verzoek hun ziens
wijze kenbaar te maken aan het Hoofdbestuur. Uit een opiniepeiling blijkt
dat 27 van de 43 aanwezige leden het met de strekking van de opmerkingen
van de heer Beekman eens zijn. De voorzitter zegt er van overtuigd te zijn
dat de leden van de redaktie openstaan voor opbouwende kritiek m.b.t.
het door hen gevoerde redaktioneel beleid. Vervolgens wordt de huidige
redaktie met 3 stemmen tegen herkozen.
Nadat Ir. G. A. van Wely bij enkele kandidaatstelling en bij acclamatie
is gekozen tot voorzitter van de Federatie feliciteert de scheidende voorzitter
de heer van Wely met zijn benoeming en spreekt de volgende afscheids
woorden tot de vergadering:
Voor de laatste maal wil ik nu gebruik maken van mijn recht als voorzitter
om van de agenda af te wijken en er een punt aan toe te voegen, dat in dit geval
zou kunnen heten: Afscheid van de ontslagen voorzitter.
Afhankelijk van de betekenis die men aan deze woorden wil toekennen en
de toon waarop men ze uitspreekt, kan men achter deze titel de meest uiteenlopende
soorten van toespraken verwachten. Een terugblik, gevolgd door een visie op
de toekomst is bij een dergelijke gelegenheid het meest gebruikelijk en men kan er,
onder gebruikmaking van overvloedig aanwezige gemeenplaatsen, heel gemoedelijk
een stief kwartiertje mee vullen.
Ik wil een poging doen U niet onnodig met zulke dingen lastig te vallen.
Wat gedurende de afgelopen jaren in de N.L.F. gebeurd is, kan ieder in K. L.
en elders nalezen. Wat in de komende jaren zal gebeuren is de verantwoordelijk
heid van het bestuur waaraan ik geen deel meer zal hebben. Dit is noch een zucht
van verlichting, noch een uitdrukking van spijt, doch slechts een erkenning
van de juistheid van een periodieke verwisseling van personen in een organisatie
als de N.L.F.
Er is in hoofdzaak één punt waarop ik uw aandacht wil vestigen, niet om
mijn opvolger een werkprogramma mee te geven als een soort testament, maar
veeleer om U, als leden van de N.L.F., duidelijk te maken dat het bestuur
uw aktieve medewerking nodig zal hebben.
Ik wil daarvoor uw aandacht vestigen op de vele veranderingen die zich in
snel tempo voltrekken in het maatschappelijk leven. Men behoeft geen vakman
op het gebied der sociale of technische wetenschappen te zijn om dit duidelijk
te beseffen.
Het begon heel spectaculair met de atoombom op Hiroshima, die scherp het
probleem aan de orde stelde van de verantwoordelijkheid van geleerden voor
de consequenties van hun wetenschappelijke ontwikkelingen. Het is voortgegaan
met de computer die bezig is een nieuwe industriële revolutie te veroorzaken
met alle maatschappelijke gevolgen daarvan.
De voortgang van de biologische wetenschap en de snelle evolutie van het
godsdienstig en kerkelijk denken, de onrust onder de studenten, enz. enz.,
het zijn alle symptomen van een snel veranderende wereld.
Het is ondenkbaar dat de landmeetkunde hiervan vrij zal blijven. De hand
vaardigheid en het esthetisch inzicht van de klassieke kaarttekenaar zijn even
snel bezig hun betekenis te verliezen als de intuïtie en de rekenvaardigheid
van de geodeet, die een grondslag ontwerpt.