258 Men kan zich afvragen of deze ontwikkeling niet leidt tot het doen verdwijnen van het beroep van geodeet of landmeetkundige. Het antwoord op deze vraag is zonder meer bevestigend, tenzij men zich tijdig aanpast aan de veranderde omstandigheden. In welke richting deze aanpassing zal moeten gaan is nog moeilijk te voorspellen. Zelfs al zou men nu een duidelijke koers kunnen aan gevendan nog zal de dynamiek van de ontwikkeling een regelmatig bijsturen noodzakelijk maken. In scheepvaartkundige termen uitgedrukt betekent dit dat permanente bezetting van uitkijkposten en een permanente roerganger nodig zijn om te voorkomen dat het schip vastloopt. Bovendien is een kundig kapitein vereist om uit de signalen van de uitkijk af te leiden welke instructie aan de roerganger moet worden gegeven. Enkele verschijnselen die de uitkijk zullen opvallen heb ik net aangestipt. Er zijn er ongetwijfeld nog veel meer en U zult het met mij eens zijn dat de uitkijkposten aktief moeten zijn, dat hun informatie niet moet worden ver waarloosd doch integendeel grondig moet worden bestudeerd. Dit is, naar mijn mening, een van de belangrijke toekomstige taken van de N.L.F. en ik hoop dat de nieuw ingestelde werkgroep die zich met de toekomst van de geodeet gaat bezighouden, een vruchtbaar begin zal blijken te zijn. De gekozen vergelijking met de scheepvaart biedt een goed aanknopingspunt voor de illustratie van een ander probleem. De schepelingen op het vaartuig waarvan de koers moet worden vastgelegd, zijn in mijn analogie, de verzamelde landmeetkundigen van hoog tot laag. Op dit moment varen zij in 6 afzonderlijke boten die in twee groepen van drie door een eigen sleepboot worden getrokken. Het zal U niet moeilijk vallen in dit beeld de N.L.F. en het N.G.L. met hun aangesloten verenigingen te herkennen. In vergelijking tot de andere gebruikers van het vaarwater zijn het maar kleine huikjes en het is duidelijk dat de veiligheid van de opvarenden en zeker het comfort van de zeereis ongunstiger worden naarmate wind en golfslag toenemen. Bovendien wordt de kans groter dat één of meer der notedoppen losslaan en op drift raken. Dit is in tweevoudige zin catastrofaal, want de anderen kunnen in feite zonder hen niet verder. Wat ligt dan meer voor de hand dan gezamenlijk over te stappen in een grotere boot en die zo in te richten dat ieder er zich thuis kan voelen. Dit laatste vereist uiteraard een zorgvuldige indeling waaraan wellicht regelmatig vertimmerd zal moeten worden. Dat neemt niet weg dat men intussen profiteert van de voordelen van de grotere eenheid, dat men in gezamenlijk overleg de beste koers bepaalt met betere navigatiemiddelen dan elk afzonderlijk zich kan permitteren en daarbij minder gevaar loopt onopgemerkt overvaren te worden of schipbreuk te lijden. Allerlei bijkomstige zaken, zoals een grotere kombuis die daardoor op efficiënte wijze een meer gevarieerd menu kan bieden, laat ik dan nog maar buiten beschouwing. Ik neem aan dat dit beeld duidelijk genoeg is om een verdere toelichting overbodig te maken. Nog een enkel woord over de aktualiteit van deze problemen. Met steeds meer klem wordt betoogd en voorspeld dat de opgroeiende generatie zich vertrouwd moet maken met het denkbeeld dat zij in hun carriere één- of zelfs meermalen van beroep zullen moeten veranderen. Naarmate U jonger bent is de kans dat U als landmeetkundige naar huidige begrippen uw loopbaan zult beëindigen dan ook bepaald kleiner, tenzij wellicht in de positie van een curiositeit, zoals nu de lantaarnopsteker, de zadelmaker of de hoefsmid innemen, maar ook de kopergraveur en de logarithmisch rekenaar. Een sterke organisatie is één van de middelen om te bevorderen dat landmeet kundigen, zij het dan in eigentijdse stijl, ook in de toekomst nog een rol zullen kunnen spelen. Die toekomst kan ook nog Uw toekomst zijn. Voor de goede verstaanders onder TJ zullen deze woorden, naar ik hoop, voldoende zijn. Meer competente personen hebben dezelfde gedachte reeds beter en uitgebreider geformuleerd. Ik beveel het lezen van of het luisteren naar hun woorden van harte aan.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1969 | | pagina 56