3- Het principe van de apertuursynthese In de synthese maakt men gebruik van een discreet aantal antenne-elementen waarmee men uiteindelijk een grote radio-teles coop kan simuleren of synthetiseren. Men stelle zich een grote antenne voor met afmetingen D x D, onderverdeeld in een groot aantal kleine deelantennes of elementen met zijde d (zie fig. 2). Een golf uit het heelal welke op deze antenne invalt zal in ieder element je stroompjes opwekken die een fase t.o.v. elkaar hebben die afhangt van de invalsrichting van het golffront. Als de signalen van twee elementen gekombineerd worden heeft men een interferometer verkregen en de grote antenne kan men dus opgebouwd denken uit een groot aantal interferometers. Men stelle nu dat men slechts de beschikking heeft over twee kleine antennes die men t.o.v. elkaar alle posities in de grote antenne kan laten innemen. Het is bekend dat de meeste der kosmische radio-bronnen geen intensiteitsveranderingen vertonen over tijdvakken van maanden of meer. Men maakt nu met beide antennes zoveel interferometer- metingen van hetzelfde hemelgebied als er nodig zijn om alle afstanden en oriëntaties in D x D te bezetten. Dat zijn in totaal 2-^-b?- - 1) 2—L: instellingen van deze kleine antennes, d d d2 Een kombinatie van al deze waarnemingen in de computer levert dus nu een beeld van een hemelgebied, ter grootte van ™-)2 steradialen en met een scheidend vermogen in ruimtehoek van ~j-)2 zodat men op deze wijze onafhankelijke beeldpun ten heeft verkregen. Het resultaat is dus alsof we één enkele waarneming hadden gedaan met een telescoop van even grote afmetingen als het nu bestreken vlak met de daarbij behorende grote gevoeligheid en scheidend vermogen. De tijdsduur van een waarneming met een gesynthetiseerde radiotelescoop is tweemaal zo groot als van eenzelfde waarneming met een enkele grote radiotelescoop. Voor het opvullen van het vlak dat de denkbeeldige grote telescoop zou moeten beslaan apertuurvlak kan de draaiing van de aarde om haar as worden benut. Het is voldoende om de kleine telescopen, de elementen van de synthese-telescoop, op een oost-west lijn te plaatsen. Gezien vanuit de radiobron aan de hemelbol, draait deze lijn in twaalf uur om de aardas, als 't ware van N-Z door 0-W naar Z-N. (Gedurende die tijd volgen de ele menten van de telescoop de bron in zijn schijnbare beweging langs de hemel.) Men kan zich met behulp van figuur 3 een voor stelling maken. Per halve dag beschrijft het ene element een half cirkel of ellipsvormige ring in het apertuurvlak om het andere, „vaste" element. Herhaling van deze procedure, met een telkens 210

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1969 | | pagina 8