Mr. B. DAM, De stemming bij ruilverkaveling 295 Beziehung zum Rechtsbuch in Betracht genommen wurde, und dass die vielen übrigen Funktionen welche dieses Institut im gesell- schaftlichen Leben erfüllt natürlich aus dem Rahmen dieses Be- richtes fallen. Zum Schluss sei es mir erlaubt Allen die sich bemüht mir die Daten zu verschaffen die mir die Herstellung dieses Berichtes ermöglicht haben, meinen herzlichen Dank für diese Hilfe aus- zusprechen. Wetenschappelijk hoofdmedewerker aan de Landbouwhogeschool te Wageningen: Eind vorig jaar verscheen het rapport van de Werkgroep Balans Ruilverkavelingswet. Het werd in het oktobernummer 1968 (p. 267- 414) van dit blad gepubliceerd. Het rapport is naar mijn mening een gedegen en waardevol werkstuk. Wanneer de ruilverkavelingswet nog eens op de helling wordt gezet zal men met de inhoud van dit rapport terdege rekening moeten houden. Wanneer in het hierna volgende t.a.v. een onder deel van het rapport enige kritiek wordt geoefend en twijfel uit gesproken, zij daarbij dan ook vooropgesteld, dat deze aan de waar dering van het geheel geen afbreuk wil doen. Het hier te bespreken onderwerp wordt in het rapport behandeld °P P- 337 e.v. in de paragraaf handelend over het besluit tot ruilverkaveling. Speciaal zal daarbij worden stilgestaan bij het eerste onderdeel van deze paragraaf onder a „Overheidsbesluit of stemming". Destijds (zie Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde 1 febr. 1961, p. 9 e.v.) bepleitte Prof. mr. J. M. Polak in een preadvies voor de Vereniging voor Agrarisch Recht vervanging van de stemming door een overheidsbesluit, waarbij dan met name gedacht werd aan een besluit van Provinciale Staten. Dit standpunt werd door hem in De Pacht 1966 p. 34-37 gehandhaafd ter gelegenheid van de bespreking, gewijd aan het in dezelfde aflevering van De Pacht onder no. 2612 opgenomen arrest van de H.R. 7-1-1966. De werkgroep wijst deze suggestie met overtuiging van de hand en voert daarbij een serie argumenten aan voor handhaving van het stemrecht. Bij de discussies over dit punt (zie voor het verslag De Pacht febr. 1969, p. 59) blijkt Prof. Polak wel te voelen voor het stand punt van Mr. Wintermans. Deze betoogde in een artikel, ver schenen in De Pacht van maart 1968, dat de stemming eigenlijk reeds nu al meer het karakter draagt van een opinieonderzoek en bepleitte dan ook de wettelijke terminologie in deze zin te wijzigen. De woordvoerder van de werkgroep, Prof. de Haan zag geen principieel verschil tussen het standpunt van de werkgroep en dat

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1969 | | pagina 35