296
van de heer Wintermans, met name niet nu deze laatste pleitte
voor een verplicht opinieonderzoek, waarvan de uitslag beslissend
zou moeten zijn voor het al dan niet doorgaan van de ruilverkaveling.
De werkgroep acht dit enkel een verandering van de naam van de
procedure, terwijl het uiteindelijke besluit feitelijk toch wel door
de stemgerechtigden wordt genomen, en zij ziet in deze wijziging
dan ook geen heil.
Tot zover, zeer in het kort, een weergave van de meningsvorming
op dit punt. Alvorens nu nader in te gaan op de door de werkgroep
voor handhaving van de stemming aangevoerde argumenten, lijkt
het nuttig nog een enkel woord te zeggen over de bestaande situatie
met betrekking tot de stemming.
Het besluit tot ruilverkaveling wordt genomen in een vergadering
van hen, die bij het kadaster als eigenaren van binnen het blok
gelegen onroerend goed bekend staan. Onder eigenaren worden hier
een aantal andere zakelijke gerechtigden medeverstaan.
In deze door Ged. Staten bijeen geroepen vergadering wordt
gestemd over het al dan niet plaatsvinden van de ruilverkaveling.
Blijkens de wettelijke terminologie draagt de stemming formeel een
besluitvormend karakter, d.w.z. dat de uitslag van de stemming
onmiddellijk, zonder tussenkomst van een andere instantie, beslist
over het al dan niet doorgaan van de ruilverkaveling. Wintermans
wees er in zijn bovengenoemd artikel reeds op, dat in wezen geen
sprake is van besluitvorming doch veeleer van een opinieonderzoek,
waarvan de gunstige uitslag voorwaarde vormt voor de uitvoering
van de ruilverkaveling waartoe door de overheid in principe reeds
is besloten.
Met deze zienswijze ga ik in principe accoord.
De voorstelling die de wettelijke terminologie oproept, als zouden
de eigenaren bij meerderheid van stemmen over de ruilverkaveling
beslissen is niet meer dan schijn.
Het moge dan zo zijn dat de stemming een zekere rol speelt t.a.v.
het al dan niet doorgaan van de ruilverkaveling, de beslissing óf
er ooit een vergadering van eigenaren en dus een stemming komt
ligt niet bij de gezamenlijke eigenaren of bij een deze eigenaren
als zodanig vertegenwoordigend orgaan, maar bij overheids
instanties (Ged. Staten en Centr. Cultuurtechnische Commissie).
Deze organen bepalen bovendien omvang en inhoud van de ruil
verkaveling.
Ambtelijke organen kunnen dus in het vroegste stadium een ruil
verkaveling tegenhouden, zodat het niet tot een stemming komt.
Zelfs is het wel voorgekomen, dat achteraf, nadat bij stemming
een vereiste meerderheid was behaald, door de minister werd beslist,
dat de ruilverkaveling niet doorging (Ade), hoewel voor de bevoegd
heid hiertoe geen formele aanknopingspunten in de wet zijn te
vinden.
Dit alles is moeilijk te rijmen met de opvatting dat de stemming