297
een besluitvormend karakter zou hebben, maar is nog wel te plaatsen
in de voorstelling, dat een gunstige uitslag van de stemming een
noodzakelijk te vervullen voorwaarde vormt voor de totstand
koming van de ruilverkaveling. Daarbij blijft wel de vraag open of
men aan de uitslag van de stemming naast het karakter van nood
zakelijke voorwaarde ook het karakter van beslissend moment kan
blijven toekennen. In het bovengenoemde voorbeeld Ade is dat
kennelijk niet het geval geweest.
Ook is dat niet het geval, wanneer op grond van art. 44 Rvkw,
door de minister wordt bepaald dat de ruilverkaveling toch zal door
gaan, al is de voorwaarde (het behalen van een stemmenmeerder-
heid) niet vervuld, omdat het algemeen belang de totstandkoming
van de ruilverkaveling dringend vordert.
Dit betekent dus, dat uiteindelijk niet de vervulling van boven
genoemde noodzakelijke voorwaarde beslissend behoeft te zijn voor
de totstandkoming van de ruilverkaveling, doch het algemeen
belang. In feite zal dit wel steeds het criterium zijn en ook moeten
zijn (bij de onvrijwillige ruilverkaveling wel te verstaan) waaraan
de vraag naar het al dan niet totstandkomen van de ruilverkaveling
wordt getoetst. Dit als uitgangspunt te nemen lijkt mij dan ook
reëler dan de zaak (en dan nog maar alleen in schijn) te laten af
hangen van de wil van een vrij willekeurig bepaalde meerderheid
van een deel der betrokkenen. Voor wat de willekeur betreft verwijs
ik alleen naar de regel dat wegblijvers tot voorstemmers worden
gerekend en het feit dat (in tegenstelling tot vóór 1938, toen naast
een meerderheid van personen ook een „meerderheid" van grond
moest zijn behaald, waardoor in zekere mate het betrokken belang
kon meespelen) al doorslaggevend kan zijn het aantal voorstemmen
de eigenaars, ongeacht de zwaarte van het door hen vertegen
woordigde belang. En wat betreft het aantal betrokkenen of zo men
wil belanghebbenden: de eigenaren zijn toch bepaaldelijk niet de
enige betrokkenen bij de ruilverkaveling.
Terecht stelt het rapport dan ook in beide opzichten veranderin
gen voor (stemrecht voor pachters en ontneming van stemrecht aan
zeer kleine eigenaren alsook ten aanzien van de wegblijvers-regeling).
De vraag is echter of men niet beter dan aan dit soort gebreken te
blijven sleutelen, dit onderdeel vervangen kan en een ander uit
gangspunt kiezen. Dit lijkt mij alleen mogelijk door zonder meer te
erkennen, dat het algemeen belang bepalend behoort te zijn voor
de al dan niet totstandkoming van de ruilverkaveling. Het algemeen
belang gezien als resultante van tal van betrokken onderling veelal
strijdige deelbelangen, als bijv. de algemene belangen van de land
bouw, de recreatie, het platteland, de bereidheid van de naast
betrokkenen e.d. In feite verandert er dan niet zoveel, want een
en ander zal ook nu reeds gebeuren. Alleen komt duidelijker naar
voren dat de verantwoordelijkheid voor de te nemen beslissing ligt
bij de daartoe bestemde overheidsorganen en raakt men een kramp
achtig vastgehouden schijndemocratische instelling kwijt.