298
Raadpleging van betrokkenen is natuurlijk een gezond democra
tisch principe en dan ook onontbeerlijk. Deze raadpleging echter
voor te stellen als het nemen van een beslissing, zoals de wet doet,
of zelfs maar de gunstige uitslag van zo'n raadpleging voor te stellen
als beslissende voorwaarde leidt de aandacht alleen maar af van het
feit dat een samenstel van factoren beslist over het al dan niet tot
standkomen van de ruilverkaveling en dat de verantwoordelijkheid
voor de beslissing rust bij duidelijk aan te wijzen overheidsorganen,
die daarvoor politiek en rechterlijk ter verantwoording kunnen
worden geroepen. Daarbij is de opinie der betrokkenen slechts één
(zeer belangrijke) van die factoren, maar deze behoeft in feite ook
nu reeds, niet doorslaggevend te zijn. Wel geloof ik met de Werk
groep dat er reden is om bij de ruilverkaveling nog meer dan ge
bruikelijk rekening te houden met de opinie der betrokkenen, omdat
hier een overheidsoptreden plaatsvindt, dat wel zeer drastisch in
grijpt in de rechten van een bepaalde groep particulieren.
Ik laat de door de Werkgroep aangevoerde argumenten thans
letterlijk volgen en plaats daarbij telkens nog enkele opmerkingen.
1. Het karakter van de ruilverkaveling, gesteld tegenover dat van
de onteigening. De ruilverkaveling is primair een aangelegenheid
tussen de rechthebbenden onderling, terwijl de onteigening louter
een zaak is tussen overheid en rechthebbenden. Op dit verschil
in rechtskarakter is in 1 van het vorige hoofdstuk reeds uit
voerig gewezen. Afschaffing van het stemrecht zou een mis
kenning van dit verschil inhouden, want het is redelijk dat de
rechthebbenden over hun onderlinge aangelegenheden zelf
beslissen. De invloed van de overheid is met het oog op het al
gemene ruilverkavelingsbelang voldoende groot.
Aanvaarding van het door de werkgroep gemaakte onderscheid
tussen onteigening en ruilverkaveling behoeft nog niet te leiden tot
erkenning van de noodzaak van een stemming. Of, anders gezegd,
het pleiten voor afschaffing van de stemming in de bestaande vorm,
behoeft niet te berusten op miskenning van dit verschil. De stem
ming impliceert nu juist niet dat de rechthebbenden over hun onder
linge aangelegenheden zelf beslissen. De werkelijke strekking van
de stemming bestaat uit de al dan niet bereidverklaring van be
trokkenen om belangrijke beslissingen met betrekking tot hun
eigendom uit handen te geven aan overheidsorganen.
2. De ruilverkaveling brengt aanzienlijke kosten voor de betrok
kenen mede. Het is een vrij normale zaak, dat degene die naar
gelang van profijt meebetaalt tevens mede beslist.
Beslissen of mede beslissen lijkt mij hier een te zwaar woord. Zelfs
als men de stemming aanmerkt als het hanteren van een soort fiat-
recht is daarmede de werkelijkheid niet juist weergegeven, omdat,
zoals we hierboven reeds zagen het niet geven van het fiat de tot
standkoming nog niet behoeft te verhinderen en het wel geven van
het fiat nog niet altijd behoeft te leiden tot doorgaan van de ruil
verkaveling. Normaal is wel, dat naar gelang van profijt wordt mee-