anderen over te laten, waarbij de uitslag afhankelijk is gesteld van
een vrij willekeurig bepaalde meerderheid. En het collectivum is
niet een vrijwillig gekozen, noch een met de nodige waarborgen van
hogerhand geïnstitueerde groep. Bovendien is het eenmalig.
Daarentegen zou een goede individuele rechtsbescherming meer
waarborgen geven dat aan ieders belangen recht wedervaart en
deze tot gelding kunnen worden gebracht. Als het niets met de
bescherming of invloed van de enkeling te maken heeft is daarmee
dan de kracht van de eerste argumenten ook niet ondergraven?
In elk geval zou ik de voorkeur geven aan de beslissing van een
verantwoordelijk overheidsorgaan boven de toevallige uitslag van
een willekeurig bepaalde stemmenmeerderheid.
6. Er is een duidelijke parallel met het stemrecht van de ingelanden
van waterschappen. Niet alleen gaat het daarbij om dezelfde
stemgerechtigden, maar ook worden in waterschapsverband
soortgelijke werken uitgevoerd en de kosten op soortgelijke wijze
omgeslagen. Het is dan ook bepaald onjuist te menen, dat wij in
ons Nederlandse staatsrecht deze wijze van besluitvorming
verder niet zouden kennen.
Vooropgesteld zal moeten worden dat bij de ruilverkaveling geen
sprake is van een formele en permanente doelorganisatie, een soort
ruilverkavelingsschap met ingelanden, als een waterschap, waar
eigen organen kunnen worden gekozen, die (onder hoger toezicht)
de nodige beslissingen kunnen nemen en uitvoeren. Daarom lijkt
een parallel met het waterschap mij niet gerechtvaardigd, al zijn er
overigens toevallige overeenkomstige trekken.
De ruilverkaveling blijft een bepaalde zaak, waarbij betrokkenen
alleen maar worden gepolst of die oplegging hun welgevallig is of
niet.
7. De stemming is een formele graadmeter voor de gevoelens ten
opzichte van de ruilverkaveling, die men anders op informele
wijze zou moeten peilen. In landen waar men het stemrecht niet
kent, zoals Duitsland en Frankrijk, doet men dit laatste dan ook
wel terdege.
Met deze stelling ben ik het wel eens. De vraag is daarmede echter
nog niet opgelost of men niet net zo goed of beter hetzij op andere
formele wijze, hetzij op informele wijze deze gevoelens zou kunnen
peilen.
8. Tevens is de stemming een prikkel voor een goede voorbereiding
en voorlichting. Deze stelling behoeft geen nader betoog.
Ook hiermede stem ik gaarne in, maar deze prikkel behoeft m.i. bij
ontbreken of anders kwalificeren van de stemming niet te ontbreken.
300