ware te denken aan een publicatie in de plaatselijke bladen, waarin
bekend wordt gemaakt dat voor een duidelijk omschreven gebied
een R.O. in voorbereiding is en dat met alle binnen b.v. 3 maanden
na deze publicatie geregistreerde pachtovereenkomsten rekening
wordt gehouden. Later geregistreerde pachters zouden dan alleen
rechten kunnen laten gelden om in de R.O. mee te spelen als bij
het opmaken van de pachtcontracten overleg met de Contact
commissie heeft plaats gevonden. Is dit niet het geval dan zouden
hun rechten moeten vervallen als deze in strijd komen met de
nieuwe indeling op grond van de R.O.
Wel is het wenselijk het na de tot standkoming van de Ruil-
verkavelingswet 1954 in de Pachtwet opgenomen artikel betreffende
voorkeursrecht van de pachter, niet te laten gelden t.a.v. in een R.O.
opgenomen gronden.
Ad d. Zakelijke werking.
Het voorstel van de werkgroep aan de overschrijving van de
R.O. in de openbare registers uitdrukkelijk zakelijke werking
toe te kennen, kan slechts worden toegejuicht, daar hiermede
een einde wordt gemaakt aan de te dien aanzien bestaande onzeker
heid.
Ad e. De zgn. Contactcommissie.
De Werkgroep acht het wenselijk een wettelijke regeling van
de instelling en bevoegdheden van de Contactcommissie te over
wegen. Er wordt echter niet ingegaan op de vraag hoe deze Com
missie moet worden samengesteld en wat verstaan wordt onder
de essentiële bevoegdheden, die haar bij de wet moeten worden
verleend.
Tot nu toe is het gebruikelijk dat de Contactcommissie in een
vergadering door de partijen wordt gekozen. Het lijkt in het kader
van de vrijwilligheid niet wenselijk deze democratische wijze
van verkiezing te veranderen. Wel is het denkbaar dat kandidaat
stelling door standsorganisaties en/of een bepaald aantal eigenaren
wordt voorgeschreven en b.v. bij aanpassingsverkavelingen een
vertegenwoordiger van de grondverwervende instantie ambtshalve
zitting in de Commissie krijgt. Bij het geven van een wettelijke basis
aan de Contactcommissie is het eveneens noodzakelijk te achten,
dat een regeling wordt getroffen voor toekenning van een vergoeding
aan de niet-ambtelijke commissieleden. Dit is tot nu toe steeds door
de overheid afgewezen.
Wat de essentiële bevoegdheden betreft, zou in de eerste plaats
gedacht moeten worden aan bepaalde nauwkeurig te definiëren
onderhandelings-, c.q. beslissingsbevoegdheden in de voorbereidingsfase,
die thans in het geheel niet bestaan, daar de Contactcommissie
haar bevoegdheden pas ontleent aan de getekende R.O. Deze
bevoegdheden zouden b.v. ook moeten betreffen het beslissen
304