LITTERATUUR
Ir. H. P. K. SANDERS,
Indien men met behulp van overzichts- of topografische kaarten
een onderzoek gaat instellen naar de aard van de gemeentegrenzen in
Nederland zal spoedig blijken, dat vooral in diluviale streken een
relatief hoog percentage van deze grenzen is aangegeven door het
midden van een waterlossing, variërend van klein beekje tot rivier.
Terecht streefden de vroede vaderen in vroeger eeuwen al naar
zichtbare gemeentegrenzen! Dit blijkt duidelijk uit de processen-
verbaal van grensvaststelling, opgemaakt in „quadruplo" bij de
oprichting van het kadaster (zie aanhangsel).
De afbeelding van een grensbeek op het kadastrale plan schaal
12500 of 12000 kan normaal zijn of een stelsel van gestippelde
(bijgepijlde) en getrokken lijnen tentoonstellen, waar een leek met
enig nadenken uit zal kunnen concluderen, dat het tracée der
waterlossing zich in de loop der tijd moet hebben gewijzigd, terwijl
de gemeentegrens niet is veranderd.
Als voornaamste oorzaak van deze wijzigingen mag artikel 12 van
de Waterstaatswet 1900 worden aangemerkt, krachtens hetwelk
zonder eigendomsverwerving door de overheid verandering kan
worden gebracht in de staat van onroerende goederen. In het ver
leden zijn talrijke beken krachtens dit artikel verbeterd door
waterschappen zonder dat deze dus een onteigeningsvonnis of koop
akte ter verkrijging van de voor de normalisatie benodigde gronden
lieten overschrijven in de openbare registers. De aanleiding tot een
kadastrale meting ontbrak dan geheel en de landmeter van het
kadaster ontdekte later vaak bij toeval de wijziging in de loop der
waterlossing als hij ambtshalve of krachtens particuliere opdracht
ter plaatse moest meten. Nu kan de landmeter verschillende initia
tieven ontwikkelen. Hij kan bijvoorbeeld een klein stukje genormali
seerde beek opmeten en laten kaarteren, voldoende om aan zijn
meetopdracht te voldoen. Hij kan echter ook grotere activiteit tonen
en met het waterschap in verbinding treden om volledige meting en
kadastrale toepassing van de gehele beek te verkrijgen. Bijna al deze
activiteiten worden tenslotte op de kaart afgebeeld.
De minst ingewikkelde situatie onstaat op de kaart, indien door
een publiekrechtelijk lichaam de benodigde gronden ter normalisatie
343
[1] F. Kobold: Erfahrungen bei der Distanzmessung mit der zwei-Meter-
Basislatte. Vermessungstechnische Rundschau 1955, blz. 103.
[2] G. F. Witt: Optische Lengtemeting, deel I. Laboratorium voor Geodesie,
Delft 1968.
[3] G. Weiser: Die Prüfung vom 2m-Basislatten, DGK Reihe C, Heft Nr.
128, München 1968.
Hoofdingenieur van het Kadaster te Eindhoven
Gemeentegrenscorrecties