tra le ruilverkavelingsdienst deze oude gemeentegrenzen voorheen
min of meer zichtbaar als cultuur- of topografische grens en door
ruilverkavelingswerkzaamheden onzichtbaar geworden op de
nieuwe kadastrale kaarten inpast, meestal door fotografische ver
groting van de oude kaart schaal i2500 tot 12000.
Ook nu kunnen weer ongewenste situaties ontstaan indien de
oude gemeentegrens een veelzijdig of grillig verloop heeftnieuwe
kavels worden maar al te vaak door een zonderlinge onzichtbare
gemeentegrens doorsneden, krijgen dientengevolge twee of meer
kadastrale nummers en als er niets gebeurt, blijft deze kadastrale
ellende tot in eeuwigheid bestaan. Natuurlijk kan het College van
Gedeputeerde Staten een tweede plan met voorstellen omtrent
gemeentegrenswijzigingen aangeboden worden, maar heeft dit
resultaat
Ik vraag me reeds geruime tijd af, waarom zoveel „eerbied" ver
schuldigd is aan die door onzichtbaarheid ontwaarde gemeente
grenzen; waarom zelfs voor de kleinste gemeentegrensverandering
de centrale overheid en zelfs de wetgever moet worden lastig ge
vallen, nota bene nu nog anno 1969! Is het niet te gek dat deze
overheid, die terecht miljoenen guldens uitgeeft voor de vernieuwing
van het platteland, toelaat, dat deze vernieuwing in gesaneerde
eigendomsverhoudingen zichtbaar gemaakt op de nieuwe kadastrale
plans, ontsierd mag worden door onmogelijke ongesaneerde ge
meentegrenzen! Dat de kadastrale ruilverkavelingsdienst uiteinde
lijk een product aflevert met een hoogst ongelukkige kadastrale
situatie ter weerszijden van de onzichtbare grens, zit ons erg hoog
en vraagt dringend om een remedie.
Waarom biedt nu de bestaande weg ter verwezenlijking van
correcties aan gemeentegrenzen zo weinig soelaas Artikel 3 lid 2
van de Grondwet luidt
,,De grenzen van het Rijk, van de Provincie en van de Gemeenten
kunnen door de wet worden veranderd"
Tot nu toe is in dit artikel aan het woord „veranderen" maar één
uitleg gegeven, zodat zelfs voor de kleinste grenswijziging een wet
moet worden gemaakt. Het is niet verwonderlijk, dat bij de autori
teiten weinig animo bestaat voor het maken van een dergelijk wetje.
Allereerst ontbreekt elke economische en sociale achtergrond aan
zo'n wet. Ze is daarom voor de centrale overheid politiek oninteres
sant. Voor de ambtenaren ten departemente is het bepaald een
vermoeiende, relatief kostbare maar weinig lonende zaak, die
bovendien hinderlijk frequent zou kunnen worden. Tenslotte is het
ook voor het college van Gedeputeerde Staten en hier moet de
prikkel vandaan komen een ongewilde, tijdrovende, dure bezig
heid, want dit college moet het wetje voor de centrale overheid voor
bereiden. De te volgen procedure staat in de artikelen 157 t/m 165
van de Gemeentewet, waarvan de beknopte inhoud hierna volgt
348