349
art. 157 Gemeenteraad richt via Gedeputeerde Staten een verzoek
tot de Minister van Binnenlandse Zaken om grenzen te
wijzigen.
art. 158 Gedep. Staten brengen meningen van Gemeenten ter
kennis van de Minister,
art. 159 Is bij het verzoek een gemeente uit een aangrenzende
Provincie betrokken, dan ontvangt de Raad dier Gemeente
het verzoek via Gedep. Staten van die Provincie,
art. 160 Minister nodigt Gedep. Staten uit kaarten en toelichting
van ontwerp regeling aan gemeenten te zenden. (Minister
kan voorstel ook afwijzen!)
art. 161 Burgemeester legt ontwerp 14 dagen ter visie.
Binnen 1 maand na de eerste dag van tervisielegging kun
nen bezwaren worden ingediend bij Gedep. Staten,
art. 162 Gemeenteraden en Gedep. Staten informeren elkaar
schriftelijk. Gemeenteraden kunnen in aangekondigde
openbare zitting van Gedep. Staten hun mening zeggen.
Gedep. Staten brengen verslag uit bij Minister,
art. 163 Bij wijziging van een provinciegrens treedt een commissie
op, samengesteld door en uit de 2 colleges van Gedep.
Staten.
art. 164 Gedep. Staten kunnen Minister verzoeken gemeentegrens
te wijzigen.
art. 165 Minister kan grenswijziging wenselijk achten.
Men bedenke hierbij, dat vóór de wijziging van de Gemeentewet
van 13-12-1946 art. 158 voorschreef, dat Gedep. Staten alvorens
een voorstel van wet tot grenswijziging voor te dragen het oordeel
moest vragen, niet alleen van de betrokken gemeenteraden, doch
ook in elk der gemeenten van een door de kiesgerechtigden te kiezen
commissie uit de ingezetenen en wel tot eenzelfde aantal. Er moest
dus een zogenaamde dubbele gemeenteraad komen door middel van
een verkiezing! Het is vanzelfsprekend, dat men toen voor kleine
grenscorrecties niet een dergelijke stap waagde te nemen.
Na de wetswijziging was ook voor kleine grenscorrecties nog wel
een wet nodig, maar men meende in kadastrale kringen, dat nu toch
veelvuldiger toepassing der wet zou plaats vinden. Een wetsontwerp
zou immers automatisch tot stand komen wanneer de gemeente
besturen aan Gedep. Staten een desbetreffend voorstel deden.
(Notulen vergadering van hoofden van bureau divisie Arnhem
d.d. 25-6-1947). Mij zijn te weinig gevallen bekend om optimistisch
te zijn, want de geldende procedure leent er zich nog steeds niet
voor om binnen een redelijke termijn kleine grensveranderingen te
legaliseren. We kunnen het de grondwetgever evenwel niet euvel
duiden dat hij in art. 3 ongenuanceerd „veranderd" heeft geschreven.
Hij zou profetische gaven moeten hebben gehad om te voorzien dat
een eeuw later krachtens diverse wetten de zichtbaarheid van vele
gemeentegrenzen verloren zou kunnen gaan.
Dat grondige grenswijzigingen een wet behoeven is een gezonde