315
Prof. A. KRUIDHOF,
Waar het hart van vol is
Dames en Heren,
Ongetwijfeld zult u prijs stellen op deze aanspreektitel. Toch
aarzel ik. Ik zie zoveel vertrouwde en bevriende gezichten dat ik
het niet kan nalaten U met een iets warmer groet tegemoet te treden.
Laat ik het dan toch weer niet al te dierbaar maken en U noemen
Beste mensen,
Ik heb mij afgevraagd, wat betekent het toch een afscheids
college te geven, 't Is een afscheid. U troost mij door er een feest
van te maken. Ik ben echter kritisch genoeg om door deze schone
sluier heen te zien. Het is een afscheid van een werk dat mij vele
jaren heeft geboeid. Dat werk was niet slechts het onderwijs en het
onderzoek. Het was alles wat zich in en rondom een Hogeschool
afspeelt. De vergaderingen, de congressen, de feesten, het contact
met collega's, het beheren van een prachtig laboratorium, met
een wijde blik over één van de mooiste landschappen van ons land.
Een laboratorium waar ik samenwerkte met al diegenen die ieder
voor zich de taak die hen eigen was met verantwoordelijkheids
besef en liefde voor het werk volbracht.
Ja, en dan de colleges. Ik deed dit graag. Als ik moe was, was
college geven een middel om uit te rusten.
En de voorbereiding der colleges. Dat spel met formules, het is
een genot. Straks krijg ik meer tijd om te studeren. Of dat ook
gebeurt, als 't niet moet, ik ken mijzelf een beetje. Ook nu móet
ik een college geven. Ik ben er U dankbaar voor. Een bepaalde op
dracht hebt U mij niet gegeven. De landmeetkunde kan het niet
zijn. De meesten van U zijn nog niet geslaagd voor hun propjes.
Vele anderen weten er even veel van als ik, of nog veel meer. Nu
spreek ik ook op mijn colleges wel over andere dingen dan de land
meetkunde. En de gesprekken met studenten op praktika en ook op
examens zijn het levendigst als het niet over de landmeetkunde gaat.
Ik ben mij dan ook bewust van het gevaar dat de student bij mij
op college komt om het vak landmeten te leren. Alsof hij naar een
Hogeschool komt om een vak te leren, een ambacht. Niet alle
studenten ontsnappen aan dat gevaar. Ik moet zeggen tot mijn
spijt slechts weinigen. Ik ben ervan overtuigd dat het mijn schuld is.
Toch niet de mijne alleen.
Als aan onze Hogeschool studenten kwamen met de vanzelfspre
kende aanleg tot het verkeren in een academische atmosfeer, dan
zouden docenten en staf geïnspireerd worden tot het bezien van hun
specialisme in algemener verband.
Misschien ook omgekeerd.
Hoogleraar in de Landmeetkunde aan de Landbouwhogeschool te
Wageningen
Afscheidscollege uitgesproken op 9 oktober 1969 te Wageningen