319
Ik heb dit ruim 30 jaar geleden voortgezet en kwam tot merk
waardige problemen. De mens als waarnemer is maar een betrek
kelijk betrouwbaar wezen. En dat is niet slechts het geval met de
mens als waarnemer.
Het waarnemend oog werd daarom vervangen door een camera.
Juist deze meer betrouwbare slaaf bracht een aantal instrumentele
foutenbronnen aan 't licht, die in de oog-waarneming niet onmiddel
lijk werden opgemerkt.
De deviatieveranderingen van het voorzetprisma bij aflezing op
verschillende plaatsen van de baak, werden beperkt door het prisma
in de stand van minimumdeviatie te plaatsen.
't Volgende probleem was dit, dat door de tweedeling van het
objectief, voor de ene helft 't prisma, de andere helft bleef open
voor de rechtdoorgaande stralen, vertekeningsfouten optraden die
voor eenzelfde afstand op elke plaats van het gezichtsveld weer een
andere aflezing gaven.
De oplossing waslees steeds op dezelfde plaats van het gezichts
veld af.
Mooier zou 't nog zijn als voor doorgaande en gebroken stralen
bundel het volledige objectief kon worden gebruikt. Dan werkten
de vertekeningsfouten op beide bundels op dezelfde wijze. Dit
werd mogelijk door het prisma te vervangen door een tweetal
spiegels, waarvan één half doorlatend, later vervangen door een
rhomboëde prisma gecombineerd met een driehoekig prisma.
Eigenlijk toevallig zijn we weer teruggekomen op de dradenaf-
standsmeting. 't Bleek dat op de foto's torenspitsen goed waren
af te lezen t.o.v. de kruisdraden.
Het zou dan ook mogelijk moeten zijn de eindmerken van een
basisbaak op een foto af te lezen, 't Ging, maar was voor de af
standsmeting omslachtig. Beter was de afstandsdraden af te lezen
t.o.v. een baakverdeling.
Dit gaf goede resultaten. Een foutenbron, een zeer klassieke,
bleef echter aanwezig.
Het is de verdienste geweest van Dr. Van Gijsen, na zich in het
geheel van de optische afstandsmeting te hebben verdiept, de plaats
te vinden van de uittreepupil waardoor de parallax geen invloed
meer heeft op de aflezing. Zo werd de dradenafstandsmeting weer
in ere hersteld.
Thans gaan de elektro-optische en elektronische afstandsmeters
met hun grote nauwkeurigheid en hun snelheid van meten de
afstandsmeting beheersen.
Nog even een enkel woord over een andere techniek, die niet
slechts in de landmeetkunde maar vooral op het gebied van de
interpretatie van belang isde remote sensing. Dat is voelen op een
afstand, een soort fotografie dus, maar met zodanige golflengte dat
allerlei geheimen die ook voor de fotografie verborgen bleven en dat
waren er toch nog enkele, nu in 't openbaar treden. Een techniek
dus die zich volkomen aanpast aan de geest van onze tijd.