Deze techniek beleeft in onze dagen haar wittebroodsweken.
Straks begint 't echte huwelijk en als ik goed zie kondigen de nor
male problemen die dan overwonnen moeten worden zich reeds aan.
Ik bedoel maar, remote sensing is niet 't enig belangrijke, zeker niet
in de landmeetkunde.
Op één van de onderwerpen wil ik iets nader ingaan. Het was in
de landmeetkunde een beproefde methode om van het groot in het
klein te werken. Men sommeert niet het kleine om tot het grote te
komen. Daar komt niets van terecht, dat is bewezen. Onze Hoge
schoolsamenleving zou zich wel eens aan deze wijsheid mogen spiege
len als het haar werkelijke bedoeling is een gezonde gestalte te willen
worden van een levenskrachtige inhoud.
Dit zegt de landmeter
Meet met grote zorg een basis. Bouw daarop een primair drie-
hoeksnet en bereken de plaatsen van de driehoekspunten. Deze zijn
juist. Meet een secondair driehoeksnet en pas deze in in het grote net.
't Klopt niet precies, 't Secondaire net wordt zo gewrongen dat
't wel past.
Ga zo nog wat voort.
Dan volgt het stadium van de veelhoeksmeting. Ook hier weer
een inpassen in het net van de bekende driehoekspunten.
Ten opzichte van de veelhoeken worden de detailpunten gemeten
en gekaarteerd. Zij hebben slechts geringe bewegingsvrijheid.
Wij noemen dit proces wel interpolatie.
Extrapolatie leidt zodanig tot het opstapelen van fouten, dat
tenslotte geen enkele gelijkenis met de realiteit meer bestaat.
Ik heb dit voor deskundige oren wel een beetje kinderlijk verhaal
verteld omdat hier duidelijk naar voren komt, dat de juiste plaats
die een detail behoort in te nemen wordt bepaald door het zich
aanpassen aan gegevens van kwalitatief hogere orde.
Niet extrapolatie doch interpolatie is de methode volgens welke
de realiteit het best benaderd wordt. Hoe nauwkeuriger de meting
van de lagere orde netten is, hoe minder gewrongen hoeft te worden.
Ik zou dit met een eenvoudig beeld kunnen verduidelijken.
Kinderen spelend met hun blokken willen altijd een hoge toren
bouwen. Steeds valt hij om als een bepaalde hoogte is bereikt. Ze
kunnen echter aanmerkelijk hoger bouwen als vader de toren aan
de top steunt.
Uit zichzelf bereiken de kinderen slechts een beperkte hoogte.
De vader die een handje helpt, voegt aan de kinderen iets toe wat
zijzelf niet hebben.
Dan zijn er nog kinderen en kinderen, blokken en blokken, en
vaders en vaders. De ruwe blokken brengen het niet hoog. De zware
fijngepolijste blokken kunnen wel eens uitstijgen boven het bereik van
de vader. Dit verhaal is niet slechts waar, het is ook een gelijkenis.
Het is op een merkwaardig moment in de ontwikkeling van het
hoger onderwijs, dat ik de Hogeschool ga verlaten.
320