Dat geldt ook voor hetgeen hij op nog weer een andere plaats opmerkt over de derde vorm, waarin de medewerking van de notaris aan de bijhouding der kadastrale kaarten kan worden af gedwongen, nl. door partijen in hun stukken behalve naar aan- komsttitels ook naar kadastrale extracten plan en kadastrale meet- getallen te laten verwijzen. Deze gedachte is door de Vereniging van Hypotheekbewaarders in haar overigens zeer negatieve Verslag over het rapport van de Staatscommissie inzake het Kadaster naar voren gebracht2). Rijtma wijst er terecht op dat in gebieden waar het kadaster nog niet door ruilverkaveling of hermeting is ver nieuwd, de bedoelde verwijzing onmogelijk een bindend karakter kan hebben, omdat afwijkingen tussen kadastrale grenzen en rechtsgrenzen aldaar maar al te gemakkelijk kunnen voorkomen. Slechts voor de kadastraal vernieuwde gebieden acht hij een dergelijke bindende verwijzing mogelijk en derhalve ook verplicht voor te schrijven, kennelijk dus met algehele uitsluiting van de uit kadastraal oogpunt zo gevreesde feitelijke omschrijving van het goed 3). Ik kom op deze belangwekkende suggestie hierna onder 3 nog wel nader terug. Hier volsta ik met nogmaals de aandacht te vragen voor de merkwaardige wisselwerking, die het notariaat tegelijk de voor naamste leverancier en een der voornaamste afnemers van het kadastrale bedrijf doet zijn. In zekere zin is deze wisselwerking vergelijkbaar met de natuurlijke kringloop van de levensprocessen, waarbij men dan voor de laatste in de plaats mag stellen het rechts leven betreffende de grond, terwijl de kringloop zich hier mani festeert in de vorm van het rechtsverkeer betreffende de grond. Via het notariskantoor loopt dat rechtsverkeer naar het kadaster in voertuigen die de naam dragen van notariële akten, om ver volgens weer naar dat kantoor terug te keren in voertuigen die kadastrale extracten zijn geheten. Het aantal van die extracten overtreft dat van de akten zelfs verre4). Dat zegt niets omtrent de belangrijkheid van de verschillende stukken, die elkaar te dien aanzien trouwens ook niets ontlopen, omdat zij geheel in eikaars verlengde liggen in de keten van opeenvolgende rechts verkrijgingen. Notariaat en kadaster zijn de beide polen, om welker as het rechts verkeer inzake de grond draait. Om deze reden acht ik het een gelukkige omstandigheid, dat de i6 4) Het Ontwerp Kadasterwet en de daartegen door de Vereniging van Hypotheekbewaarders geuite bezwaren, W.P.N.R. 98e jrg., no. 4968, p. 439. 2) Gepubliceerd in W.P.N.R. no 4925, p. 462. 3) Zie wat dit betreft nog speciaal zijn betoog in Het Kadaster, p. 101-102 en in W.P.N.R. no. 4962, p. 363 en 365. Blijkens mij welwillend door de Directie van het Kadaster beschikbaar gestelde gegevens bedroeg in 1965 het aantal kadastrale extracten (buiten de inzagen dus) namelijk bijna een half miljoen tegenover 320 000 over- en in geschreven stukken. In totaal bedroeg het aantal verstrekte informaties van kadaster en hypotheken, buiten de eveneens veelvuldig geraadpleegde ge meente- en waterschapsleggers, ongeveer een miljoen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1970 | | pagina 18