recht, omdat zij door de overheid en niet door de burgers worden in stand gehouden en wel uitsluitend voor een publiekrechte lijk doel, nl. het algemeen belang van het rechtsverkeer betreffende onroerend goed. De bewaarder dezer registers (hypotheekbewaar der) is evenzeer een ambtenaar als de kadasterbewaarder zoals ook de notaris even goed als de kadasterlandmeter een ambtenaar is. Ja zelfs de burgerlijke rechter kan de ambtelijke status niet worden ontzegd. Hieraan doet niets af de omstandigheid dat de positie van deze ambtenaren verschillend is, bijv. in de mate van lijdelijkheid tegenover de burgers en in de mate van onafhankelijk heid tegenover de regering. Wel is er tussen de openbare registers en het kadaster dit ver schil, dat de eersten zijn een overheidsregistratie van de rechtsfeiten, waaraan het privaatrecht bepaalde negatieve rechtsgevolgen verbindt, terwijl het kadaster is een overheidsregistratie van de rechten, waaraan het publiekrecht bepaalde positieve rechtsgevol gen 2) verbindt. Maar een wezenlijk onderscheid is dit toch niet, daar enerzijds de overschrijving in de openbare registers soms ook een positief gevolg heeft: volledige titelzuivering in de artt. 59 Onteigeningswet en 96 Ruilverkavelingswet, gedeeltelijke titel zuivering in art. 23 Ontwerp Kadasterwet, gedeelteijlke goede- trouw-bescherming in o.m. de artt. 3.1.2.5-9,3.4.2.3b en 3.4.3.1 lid 2 Ontwerp B.W., terwijl anderzijds ook het kadaster soms een privaatrechtelijk gevolg heeft: contractuele gebondenheid in art. 5 Ruilverkavelingswet. U ziet, de wetgever kan er wel wat van op kadastraal gebied, meer dan waarschijnlijk dc hypotheekbewaar ders lief is. Doch er is meer. Want een tweede tegenstelling, die door laatstgenoemden m.i. ten onrechte gemaakt wordt, is die tussen een privaatrechtelijk eigenaarschap ingevolge het volgens hen wettelijke stelsel van het B.W. en een administratiefrechtelijk eigenaarschap in gevolge het volgens hen onwettige stelsel van het kadaster 3). In werkelijkheid is er per definitie maar één eigenaarschap, dat in zijn bestaan weliswaar uitsluitend afhankelijk is van het privaat recht, maar dat naar zijn inhoud mede bepaald wordt door het publiekrecht, terwijl ook de registratie van dit eigenaarschap door het publiek- én privaatrecht uitdrukkelijk wordt verondersteld. Ik kan dan ook niet begrijpen, hoe Mr. Nakken de Minister van Financiën de wettelijke bevoegdheid kan ontzeggen in de kadastrale legger privaatrechtelijke termen te bezigen als eigenaar, erfpachter enz. Met zoveel woorden wordt in de publiekrechtelijke wetten betreffende de grond gesproken van bij het kadaster bekend staan de eigenaren en andere rechthebbenden; zie o.m. artt. 3, 12 en 14 i8 1) Nietigheid van rechtshandelingen die niet zijn over- of ingeschreven. 2) Het voorlopig als rechthebbende worden aangemerkt van de kadastrale rechthebbende in Onteigeningswet, Ruilverkavelingswet etc. 3) Zie het genoemde Verslag in W.P.N.R. no. 4925 en daarover ook Rijtma, W.P.N.R. no. 4968.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1970 | | pagina 20