19 Onteigeningswet, artt. 5.31.34.37 en 42 Ruilverkavelingswet en artt. 8-12 Monumentenwet. En wat het Burgerlijk Wetboek betreft, wat kan de in artt. 1219 en 1231 uitdrukkelijk voorgeschreven en in art. 1235 met nietigheid van de inschrijving gesanctioneerde kadastrale aanduiding van het bezwaarde goed anders betekenen dan dat de kadastrale eigendoms- registratie wordt voorondersteld Hoe kan Nakken staande houden, dat de vermeldingsplicht van de artt. 1219 en 1231 weinig of niets om het lijf heeft 1), tegen de algemeen gangbare leer 2) in, dat de kadastrale aanduiding juist beslissend is voor de vaststelling van het hypotheekobject, zowel wat betreft zijn ligging als wat be treft zijn grenzen Ten nauwste met de voorgaande samen hangt de derde onzuivere tegenstelling die hij maakt, nl. tussen kadastrale percelen en on roerende goederen. Het eerste begrip is volgens hem privaatrechtelijk irrelevant. Men zou geen eigenaar kunnen zijn van kadastrale per celen, omdat dit uitsluitend grondbelastingeenheden en geen zakenrechtelijke objecten zouden zijn, zulks dan in tegenstelling tot onroerende goederen in de zin van de artt. 555 e.v. B.W. Als de enige privaatrechtelijk relevante aanduiding van deze goederen beschouwt hij de feitelijke omschrijving aan de hand van terrein- kenmerken. Nu laat ik daar, dat zo'n omschrijving geen basis kan zijn voor een blijvende registratie, omdat niets zo veranderlijk is als het terrein, en ook dat de burgerlijke wetgever dit blijkens de verplichtstelling van de kadastrale kenmerken al aanstonds tijdens en na de codificatie begreep. Waar het mij hier om gaat is, dat Nakken 3) en ook de Ver- eniging blijft volhouden, dat het kadastrale perceel uitsluitend een fiscaalrechtelijke eenheid is. Wat blijft er van die tegenstelling over, wanneer men de artt. 3, 12 en 14 Onteigeningswet, waar expliciet gesproken wordt van eigenaren van percelen volgens de registers van het kadaster, legt naast art. 42 Ruilverkavelingswet, sprekende over bij het kadaster bekend staande eigenaren van onroerende goederen Of (er)kent men alleen de Wet op de Grond belasting als publiekrechtelijke wet betreffende de grond? Welnu, ik kan de kadasterbewaarders mededelen, dat er tegenwoordig tientallen van zulke wetten zijn en dat in de belangrijkste daarvan hun kadaster een niet-fiscale taak kreeg opgedragen. In gemeen overleg met de Staten-Generaal! Het kadastrale perceel is tegen woordig niet alleen wettelijke grondslag voor belastingheffing, maar ook voor onteigening, ruilverkaveling, ruimtelijke ordening4), 9 W.P.N.R. no. 4996, p. 243. 2) Asser-Beekhuis, Zakenrecht Algemeen Deel, p. 235; Van Nierop, Hypotheekrecht, 2e druk, p. 139; Rijtma, Het Kadaster, p. 84 en 85 en dé aldaar verder nog aangehaalde literatuur en jurisprudentie. 3) Zie ook nog zijn serie 'Kadastrale informaties' in W.P.N.R. nos. 4892 e.v. 4) En dit speciaal voor Mr. Nakken dat is nu de maatschappelijke functie waar de Staatscommissie op doelde en waar ook de door hem gelaakte landmeetkundige nauwkeurigheid voor nodig is.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1970 | | pagina 21