allang niet meer aan de realiteit van het rechtsverkeer beant woordt. Want van krampachtigheid is, zelfs nog afgezien van die realiteit, toch wel sprake. Wat toch is het geval? Het onderscheid tussen een positief en een negatief stelsel heeft duidelijk een tweeslachtig karakter, of liever, er zijn eigenlijk twee verschillende onderscheidingswijzen, namelijk wat ik zou willen noemen een continentale en een angelsaksische. De continen tale onderscheidingswijze is er één naar de rechtsgevolgen van de registratie. Positief betekent immers: met positieve private rechtskracht (goede trouw-bescherming van derden en dwingende bewijskracht van de registratie). Negatief daarentegen: met nega tieve private rechtskracht (nietigheid of althans geen werking tegen derden van een niet-geregistreerde rechtshandeling). Daar entegen wordt in de angelsaksische benaming onderscheiden naar de objecten van de registratie. Men spreekt er van registration of titles, registratie van rechten, wanneer in de publikatieregisters zelf de tenaamstelling geschiedt, zoals in een grondboek. Daar tegenover staat dan de registration of deeds, registratie van de rechtsfeiten, zoals in onze openbare registers. In de praktijk vallen de beide onderscheidingswijzen meestal samen, maar dit behoeft niet noodzakelijkerwijze het geval te zijn. Dat blijkt duidelijk, wanneer men het stelsel van het Ontwerp B.W. beziet, zoals dat in de artt. 3.1.2.5-9, 3.4.2,3b en n, en 3.4.3.1 lid 2 is uitgewerkt en onder art. 3.1.2.8 door Meijers is toegelicht. Vol gens zijn eigen woorden is de in dit stelsel aan derden geboden bescherming niet zoveel minder dan die in een positief stelsel, behoudens de noodzaak van titelonderzoek. Dat laatste vormt dus, tezamen met de lijdelijkheid van de hypotheekbewaarder, volgens hem voortaan nog de scheiding met het positieve stelsel. Let men echter enkel op de rechtsgevolgen van de registratie, dan hebben wij hier met een positief stelsel te doen, omdat iedere vorm van goede-trouw-bescherming een positief rechtsgevolg meebrengt. De door Meijers genoemde verschilpunten vloeien naar ik ook elders 1) reeds uiteenzette veeleer voort uit de omstandig heid dat in onze openbare registers alleen rechtsfeiten worden gepubliceerd. Kost het dus op zichzelf al moeite genoeg het stelsel van het Ontwerp B.W. negatief te blijven noemen, nog veel moeilijker wordt dit, wanneer men het in verband brengt met ons bestaande kadastrale stelsel. Daarmee is het immers precies omgekeerd: geen goede-trouw-bescherming op basis van het kadaster, maar wel registratie van de rechten. Wel, zal men misschien zeggen, dan vullen de beide stelsels elkaar straks dus mooi aan: wat het ene niet heeft, dat heeft het andere. Dat zou ook zo zijn, wanneer Meijers' veronderstelling omtrent het regelmatig raadplegen van de openbare registers door of namens de burgers juist ware geweest. 24 T.v.K. en L. 1965, p. 222-223.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1970 | | pagina 26