4
met te spreken van het kadaster als een Janus met twee koppen,
waar sommigen wat vreemd tegenaan kijken J). (Op het ogenblik
vraag ik me zelfs af, of ook dat „sommigen" nog niet een under
statement is). Ik weet niet of deze sterk uiteenlopende beelden U
bekend voorkomen, maar kan mij voorstellen dat U zelf het kadas
ter toch nog beter meent te kennen.
Intussen, wat deze vreemde figuur juridisch ook mag zijn, duide
lijk is dat zij een goede wet nodig heeft en waarschijnlijk zal krijgen
ook. Waarop ik die waarschijnlijkheid grondvest, zo zult U vragen,
terwijl er nog zelfs geen wetsontwerp is ingediend Wel op het feit
dat de reacties op het voorontwerp van de Staatscommissie zo
gunstig zijn geweest2), wanneer men tenminste op deze feestdag nu
maar afziet van enige officiële kadastrale avontuurtjes 3) en van
enig gekraai en gebalk 4). Dit ontwerp daar wil ik nog wel even
op wijzen greep in sterke mate terug op het werk van de Studie
commissie-Hof van 1946, welke destijds door het Bestuur van Uw
Vereniging werd ingesteld 5), zodat U later bijna zult kunnen zeggen,
dat U Uw eigen wet hebt gemaakt en in ieder geval, dat U hem hebt
laten maken. U moet er dan echter wèl bij zeggen, dat het bijna een
eeuw heeft geduurd, voordat de strijd die door Boer en de zijnen
werd ingeluid6) met succes werd bekroond.
Met U verheug ik mij ook al bij voorbaat over de resultaten van de
thans op gang zijnde reorganisatie van het kadaster, omdat duidelijk
is, dat welk Ministerie uiteindelijk daaraan ook onderdak zal ver
schaffen 7), er in ieder geval een zelfstandige Rijksdienst van allure
uit de bus zal komen. Overigens is ook deze Rijksdienst al door de
Commissie-Hof voorzien. Haar komst wordt versneld door het einde
van de heffing der Rijksgrondbelasting, welke in verband met de
verruiming van het gemeentelijk belastinggebied aanstaande is8).
De onzelfstandige plaats van het kadaster bij de Rijksbelastingdienst
zou daardoor helemaal tot een anachronisme zijn geworden. Men
mene overigens niet, dat hiermee ook de fiscale taak als een van de
De grond als grensgebied van publiek- en privaatrecht, in Op de gren
zen van komend recht, Zwolle/Deventer 1969. P- I29-
2) Zie o.m. het nummer van augustus 1965 van het Tijdschrift voor Kadas
ter en Landmeetkunde, het rapport van de Beide Broederschappen der
Notarissen en Candidaat-notarissen in W.P.N.R. 4958 en de dissertatie van
H. J. Rijtma van 1966.
3) Artikelenserie „Officieel kadastraal avontuur" in W.P.N.R. 4991-4994
en 4996.
4) H. R. Heerema in W.P.N.R. 5056.
5) Studiecommissie voor Reorganisatie van de Kadastrale Dienst, rapport
in T.v.K. en L. 1947, p. 145-188.
6) De eerste belangrijke publikatie van de landmeter en kandidaat-notaris
I. Boer Hzn. dateerde van 1881De betekenis en het verband der juridische
en technische grondslagen van een rechtsgeldig kadaster.
Zie daarover laatstelijk mijn bijdrage in: Op de grenzen van komend
recht, p. 127-128.
8) Zie het wetsontwerp 9538, dat op 22 maart 1968 bij de Tweede Kamer is
ingediend en waarvan inmiddels de Memorie van Antwoord met enkele wijzi
gingen is verschenen.