78
de sociologie in de richting gaan dat denken, sociologisch denken,
aan de socioloog verboden is. Deze verbrokkeling, deze doelloos
heid" zou nog niet zo erg zijn als het daarbij bleef, als de weten
schap werkelijk neutraal kon blijven werken. In werkelijkheid
echter haalt de maatschappij en dat wil in dit geval zeggen het
bestaande maatschappelijk stelsel zijn trekken terug. Terwijl de
wetenschapper toch de indruk heeft dat hij wetenschap om de
wetenschap bedrijft, dat hij, zoals dat heet, politiek neutraal is,
is de maatschappij allang bezig de wetenschap in haar dienst te
stellen en dat wil zeggen in dienst van het bestaande maatschappe-
pelijke stelsel. En de weg is heel eenvoudig; wetenschap heeft in
toenemende mate middelen, financiële middelen nodig en die moet
de wetenschap van de maatschappij krijgen. De enorme bedragen
die de maatschappij investeert, daar vraagt die maatschappij na
tuurlijk ook van dat deze gebruikt worden volgens de inzichten van
de financiers. Nu kan men wel zeggen dat de wetenschap toch
neutraal blijft en dat ze zich eenvoudig laat leiden door datgene
waar vraag naar is, maar dat is zelfbedrog.
Het probleem dat de toenemende arbeidsverdeling voor de mense
lijke samenleving meebrengt is niet aan de aandacht van de so
ciologen, althans van de klassieke sociologen ontgaan. In het kort
wil ik de gedachtengang van enige klassieke sociologen hierover in
herinnering brengen om aldus enige bakens te hebben voor het
vinden van de weg naar een juiste probleemstelling. De man aan
wie de sociologie haar naam dankt en die ook eerst de gedachten
heeft geconcipieerd van een eigen wetenschap van de samenleving,
de Fransman Auguste Comte heeft zich al bezig gehouden met het
vraagstuk van de voortschrijdende arbeidsverdeling. Hij had toen
nog niet zozeer de economische arbeidsverdeling op het oog alswel de
verdeling van de geestelijke arbeid: de toenemende specialisatie
van het wetenschappelijk denken. Voor hem is het evident een
evidentie die langzamerhand verloren is gegaandat kennis van een
deel der werkelijkheid slechts dan werkelijke wetenschap wordt als
dit deel gezien wordt als een deel van het grotere geheel waarvan
het deel uitmaakt.
Dat is de voorwaarde opdat detailkennis ingebouwd kan worden
in het systeem der wetenschappen, dat ons de intellectuele be
heersing van de realiteit moet mogelijk maken. Comte zelf heeft
nog een poging gedaanen hij is misschien de laatste geweest die dat
gedaan heefteen volledige synthese van de menselijke weten
schappen op te bouwen. Hij meent dat als deze mogelijkheid ver
loren gaatde mogelijkheid dat de individuele wetenschappers of
in elk geval de grote geesten onder de wetenschappers een dergelijke
synthese opbouwen— geestelijke chaos onvermijdelijk wordt.
Voor Comte zit daar de conclusie aan vast dat de wetenschappe
lijke specialisatie binnen bepaalde grenzen moet blijven. Zij mag
niet zo ver gaan dat het aan de wetenschapper of althans aan de
grote geesten onder de wetenschappers onmogelijk wordt de tota-