79 liteit te overzien. Het lijkt mijen dat klopt ook met de rest van de stelling van Auguste Comtedat hij hier nog vast zit in de traditionele maatschappij en een oplossing voor het probleem van de verdergaande specialisatie zocht met de middelen van de traditionele maatschappij. Hij komt niet op de gedachte dat als het onmogelijk wordt voor de individuele wetenschapper om een synthese te maken, dat wij dan een andere weg moeten zoeken, eenvoudigweg een synthese die wij samen maken als team, als gemeenschap van wetenschappers. Hij legt een rem op de verdere ontwikkeling, ik zou zelfs zeggen hij blokkeert de mogelijkheid voor menselijke ontwikkeling, die immers mogelijk wordt doordat steeds grotere gehelen intensiever met elkaar gaan samenwerken. Als men Comte volgt en grenzen aan de arbeidsverdeling stelt, stelt men tegelijk grenzen aan de verdere ontplooiing der menselijke mogelijkheden. Een ander element voor onze probleemstelling levert ons een ander Frans socioloog, Durkheim, die ongeveer 50 jaar later schreef en die juist aan dit probleem één van zijn meest belangrijke werken wijdt: ,,De la division du travail social". Hij benadert het probleem langs een andere kant, hij vraagt zich af, en dat is typisch voor zijn sociologische belangstelling, of de toenemende arbeidsverdeling niet gaat voeren tot verbrokkeling van het menselijk samenleven, of de mensen niet zover van elkaar vervreemden dat de samenleving geen eenheid meer is. Hij meent, dat dit niet het geval is, omdat toenemende arbeidsverdeling normaliter voeren moet tot grotere, intensievere solidariteit. We worden steeds afhankelijker van elkaar, dus groeit de solidariteit. Hier wordt een gedachtenfout gemaakt. Toenemende afhankelijk heid van elkaar, toenemend aangewezen zijn op elkaar betekent inderdaad de noodzaak tot intensere samenwerking, de noodzaak tot grotere eenheid, tot grotere solidariteit. Wat noodzakelijk is komt echter niet vanzelf tot stand, het feit dat grotere solidari teit nodig is betekent nog niet dat zij ook ontstaat. De gedachtenfout die hier gemaakt wordt is eigenlijk geen andere dan die van de liberalistische gedachtengangdatgene wat nodig is voor het geheel komt van zelf tot stand. Als we een ogenblik nadenken zien wij dat met de toenemende afhankelijkheid van elkaar het nodig wordt dat wij een nieuwe activiteit gaan ontplooien om zelf te zorgen dat dit gebeurt. Wij moeten gemeenschappelijk denken ontwikkelen om de gemeenschappelijke zaak te behartigen, om werkelijk tot stand te brengen wat wij samen willen. Dit is de tegenhanger van de specialistische blindheid. Van alle specialisten wordt gevraagd dat zij met elkaar in kontakt treden om samen de geestelijke zowel als de materiële eenheid van onze samenleving te waarborgen. Een laatste bijdrage om tot een juiste probleem stelling te komen levert ons Karl Mannheim, een uit Duitsland gevluchte socioloog die zijn voornaamste werken geschreven heeft rond de Tweede Wereldoorlog. Mannheim houdt zich niet direct bezig met de vraag van de arbeidsverdeling, maar met het probleem

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1970 | | pagina 19