io5
over een aantal jaren geen ex-cathedra overdracht meer hebben,
omdat het doodeenvoudig inefficiënt is.
Applaus
Quee: Om te beginnen met het vrijetijdsprincipe van de heer
Lopez, dat werd heel aardig naar voren gebracht, maar dat is wat
mij betreft volkomen waardeloos, want daarmee zou je in geen
enkel opzicht een principiële verandering nastreven t.o.v. de
huidige toestand. Het is nu ook zo, het je bemoeien met maat
schappelijke problemen is een hobby van een klein aantal mensen
dat zich daartoe aangetrokken voelt, door toevallige factoren in hun
vroegere leven waarschijnlijk. Daar moeten we nu juist vanaf. En
dan is de oplossing niet dat een aantal hoogleraren een lesje gaan
opdraaien. Dat vragen wij niet van onze hoogleraren. Wij vragen
ook geen politieke uitspraken gedurende colleges, zelfs niet van
Prof. de Haan. Wij vragen eerder wat van onze hoogleraren in
hun functie als bestuurder van dezeT.H., want daar hebben zij de
sleutel tot het vaststellen van studieprogramma's, enz. Deze zaken
zouden gegoten moeten worden in de vorm die ook de heer Witvliet
schetste, discussies.
En als we daar nou eens een middag per week voor uittrekken,
dan hoeft dat niet eens een beknotting van het studieprogramma
in de technische vakken te betekenen, want als je zou tabuleren
hoeveel uren de student hier werkelijk effectief werkt per week
dan is dat een schrikbarend laag aantal en daar kunnen best een
paar uren bij in afdelingsverband aan maatschappelijke vakken.
Nou, vakken is een fout woord. De hoogleraren kunnen dit in hun
functie als universiteitsbestuurder formeel vastleggen.
Martens: Dit is een aardig voorbeeld van intolerantie van een
bepaalde groep, waar we begonnen zijn „de praktijk" het woord
te geven. Deze dag, is de praktijk geen enkele keer aan het woord
geweest.
Verhoef: Voor de lunchpauze heb ik een vraag gehoord, dat
was een vraag vnl. aan de mensen die aan de top zitten van ver
schillende diensten. Wat vindt u van zo'n laat ik zeggen, zo'n
moderne ingenieur. Ik dacht dat daar verschillende hoofden van
diensten over zouden beginnen, maar dat gebeurt niet. Er zijn
veel van die mensen in de zaal.
Draisma: Ik ben geen hoofd van een dienst, zelfs geen rechter
hand ervan, hoogstens een linkerhand misschien, en ik heb ook een
das om en grijze haren, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik me wel
thuis voel bij de kritiek van de studenten.
Ik werk in een grote dienst, met 550 mensen waarvan 7 of 8
ingenieurs. Die geven leiding aan dat hele apparaat
In stelling III wordt gevraagd om een definitie van „geodesie",
Lopes Ik dacht dat u zou spreken namens hoofden van dienst of
zo.
Draisma: Nee, ik ben geen, ik spreek ook niet namens hoofden.