io6
Lopes: U kunt dus geen antwoord op de vraag van de heer
Verhoef geven
Draisma: Nee, nee dat kan ik niet.
Lopes: Da's jammer.
Draisma: Ik kan er zijdelings op ingaan. Er werd gevraagd om
een stem uit de praktijk. De heer Verhoef stelt de vraag hoe de
dienst zal staan tegenover een ingenieur met dat ludieke element
De ingenieursopleiding richt de mensen af om anderen te laten
werken. Dat vraagt kennis van maatschappijwetenschappen, in
genieurs moeten oog hebben voor de ontwikkelingen in de hele
maatschappij. Je bent nog niet klaar met een boekje of een cursus
van een week. Je moet in Delft in de gelegenheid zijn om lessen te
volgen in de bedrijfswetenschappen. Ook in de opdrachten van zo'n
dienst is een grote ontwikkeling, u moet daarop kunnen anticiperen.
Ik protesteer ertegen dat u dat zo maar een ludiek element noemt.
Lopes U begrijpt mij natuurlijk helemaal niet.
Quee: Nee, inderdaad, u begrijpt Lopes niet. Hij had het over een
ludiek element en daarmee bedoelde hij hetzelfde als wij bedoelen
onder de stelling IA, terwijl u het heel uitdrukkelijk heeft over wat
onder de stelling IB gevangen wordt, waar ook de heer Witvliet
het telkens over heeft. Dit zijn aspecten van vaktechnische be
kwaamheid, die ik volkomen vanzelfsprekend vindt. Maar dat is
niet waar wij het over hebben, en het is ook geen antwoord op de
vraag die de heer Verhoef en ook Martens e.a. gesteld hebben. U
heeft het over
Draisma: Ik dacht het wel, als je het over arbeidsverhoudingen
hebt dan vraag je om de ontwikkelende maatschappij.
Eveline Beneder-Blitz: Ja, maar het gaat om een andere
vraag, het gaat om de vraag aan de leidinggevende mensen: Wat
vindt u als u een geodetisch ingenieur in dienst krijgt die op een
gegeven moment zegt, nee die opdracht voer ik niet uit want ik
sta niet achter het doel.
Rienstra: Van harte welkom.
Quee: Nou dat is één antwoord van drie woorden. We hadden
eigenlijk wel wat meer reactie uit deze kring verwacht en daar hopen
we nog altijd op.
Jacobs: Ik heb nog niet zo veel ervaring, 3, 4 jaar bij het Kadas
ter en een paar jaar bij een ingenieursbureau.
Het streven van dat bureau is nog altijd het maken van winst.
Enige opschudding
Jacobs: Ik neem aan dat het maken van winst bij een aantal
aanwezigen nog altijd aanspreekt. Dat moet gebeuren door een
efficiënte werkwijze, dat is hetgeen de verantwoordelijke lieden
daaronder verstaan. Op de vraag die straks werd gesteld: wat
doe je met zo iemand, zou wel eens geantwoord kunnen worden:
het spijt me zeer, u past niet in de organisatie.
Quee: Vraagt u zich niet af waar de grenzen liggen als je het
winstprincipe van een onderneming of in een maatschappij voorop