Nadat de bijwerking heeft plaatsgevonden worden
nieuwe lichtdrukken vervaardigd en toegezonden.
2.2.5. Bij de uitgave van een nieuw blad van de topo
grafische kaart 1 50.000, zorgt het hoofd van het
bureau van de fotogrammetrische dienst voor ver
nieuwing van de desbetreffende overzichtskaart.
2.2.6. Tegen een nader aan te geven tarief kunnen derden
lichtdrukken van de overzichtskaart betrekken.
Nummering
Eveneens in afwachting van nadere richtlijnen dienaan
gaande kan thans reeds worden medegedeeld:
2.3.1. Voor de R.D.-punten en hoofdpunten wordt een
landelijke nummering ingevoerd, gebaseerd op het
nummer van de topografische kaart 1 50.000. Deze
nummering dient ook op de bijbladen te worden
gebruikt.
2.3.2. In de nummers worden geen letters opgenomen.
Derhalve wordt het westelijke halfblad aangegeven
door het cijfer 9, het oostelijke halfblad door het
cijfer o (Voorbeeld: 51 west wordt 519, 51 oost
wordt 510).
2.3.3. Bij de R.D.-punten wordt de rangorde van de punten
in de nummering tot uitdrukking gebracht. Deze
rangorde, alsmede het volgnummer van het punt in
zijn groep, worden verwerkt in de laatste 3 cijfers
van het nummer. Daarbij wordt de rangorde door
het eerste cijfer aangegeven en het volgnummer door
de laatste 2 cijfers. Bij de hoofdpunten geeft het
eerste van de laatste 3 cijfers aan dat het een hoofd
punt betreft; de laatste 2 vormen samen het volg
nummer.
Achtereenvolgens gelden derhalve de cijferreeksen:
101 tot en met 109 voor de eerste orde hoekpunten
van het primaire driehoeksnet
in tot en met 119 voor de eerste orde tussenpunten
201 tot en met 299 voor de R.D.-punten van de
tweede orde;
301 tot en met 399 voor de R.D.-punten van de
derde orde;
401 tot en met 499 als reserve, voor het geval dat
later bij de bijhouding de behoefte
ontstaat aan een nummer hoger
dan 399.
501 tot en met 999 voor de hoofdpunten.
(Voorbeeld: met het nummer 519215 wordt bedoeld
het tweede orde punt 15 gelegen op de overzichts
kaart 51 west.)
140