146
klassen waarmede bij de (eerste) schatting wordt geopereerd en
gaat er van uit dat de vaststelling van het nut van de ruilverkave
ling wordt gehandhaafd.
Mèt de Werkgroep (blz. 363-364) zou De Leeuw de notariële
akte van toedeling vervangen willen zien door een proces-verbaal-
akte. Ook hij beveelt gespecialiseerde ruilverkavelingskamers aan;
de rechter-commissaris, wiens betekenis hij tamelijk gering acht
(vgl. Rapport blz. 282-285) zou dan overbodig worden.
De Leeuw bepleit verder een zuiver ambtelijke uitvoering
van de ruilverkaveling, en wil de plaatselijke commissie dus
missen. De daardoor mogelijke vereenvoudiging en versnelling
weegt naar het oordeel van de Werkgroep (blz. 281) in het geheel
niet op tegen de plaatselijke bekendheid van de plaatselijke com
missie en het vertrouwen, dat zij gewoonlijk bij de rechthebbenden
geniet. Overigens past de aanbeveling van De Leeuw zeer goed
bij zijn voorstel het Rijk de ruilverkavelingskosten integraal te
laten dragen. Laten wij hierbij even stilstaan.
De suggestie zou om verschillende redenen aantrekkelijk ge
noemd kunnen worden, indien in ruilverkavelingsverband dan nog
dezelfde werken zouden worden uitgevoerd. Hieraan moet evenwel
al dadelijk worden getwijfeld. Te verwachten is dat de infrastructu
rele werken onverminderd zouden worden uitgevoerd, doch dat
de werken op de kavels weldra sterk in omvang zouden worden
beperkt of zelfs geheel geëcarteerd. De eigenaren zouden dan deze
kavelwerken geheel voor eigen rekening moeten laten uitvoeren
om een optimaal profijt van de verbeterde infrastructuur te
bewerkstelligen. Daartoe zouden zij grote bedragen tegen hoge
rente moeten lenen. Zij zouden derhalve voor de keuze staan tussen
een minder dan optimaal profijt en kostbare investeringen. Als
bovendien hun infrastructureel voordeel ten dele door gemeente
lijke baatbelasting of te zijner tijd belasting op onroerend goed en
door hogere waterschapslasten zou worden geabsorbeerd, dan zou
het voordeel voor de eigenaren op zijn minst dubieus zijn. In de
gedachtengang van de schrijver zal aan de mogelijke vergroting
van de doelmatigheid wellicht een groter gewicht zijn toegekend
dan aan het belang van de eigenaren.
Het rapport van de Leeuw is als vergelijkende studie beslist
belangwekkend. Opvallend is echter dat zijn zucht tot versnelling
en vereenvoudiging hem soms tot aanbevelingen heeft gebracht
die of dubieus zijn of tegenover de verwezenlijking waarvan, anders
dan in tijd of geld, wellicht te grote offers zouden staan.
D. L. Rodrigues Lopes