ingebracht worden via het toetsenbord naast de omlooploupe.
Het bestandsmedium is principiëel niet zo belangrijk, kan
zowel ponsband als magneetband zijn.
De serie bestaat in principe uit twee programma'seen selectie-
en een generalisatieprogramma.
Het selectieprogramma selecteert uit het bestand die punten,
die gelegen zijn binnen het te tekenen gebied: als parameters
worden aan dit programma opgegeven de terreinkoördinaten van
de hoekpunten van het te vervaardigen kaartblad.
Het programma leest het gehele bestand door, berekent van
ieder punt of dit binnen of buiten het gebied ligt en schrijft de
„binnenpunten" door naar een tweede bestand, dat als invoer zal
dienen voor het generalisatieprogramma. De teken-volgorde blijft
behouden. Zodra een figuur het gebied verlaat, wordt het snijpunt
met de kaartrand berekend en met de code „pen op" naar het tweede
bestand geschreven. Komt een figuur het gebied binnen, geschiedt
dit eveneens, maar met de code „pen neer".
Afhankelijk van het aantal beschikbare uitvoerstations van de
computer kan het programma zodanig worden uitgebreid, dat met
één doorgang meerdere kaartbladen kunnen worden uitgeselecteerd,
zelfs meer kaartbladen dan er uitvoerstations zijn: gegevens
voor meerdere kaartbladen, geschreven op één uitvoerbestand
kunnen worden gesplitst door dit bestand weer in het selectie
programma in te voeren. Voor een ervaren systeemanalist is het
ontwerpen van dit selectieprogramma een zeer eenvoudige zaak.
Het generalisatieprogramma leest het door het selectieprogramma
aangemaakte bestand. Als parameter wordt opgegeven de gewenste
schaal van de te tekenen kaart (X) en de stapgrootte van de ge
bruikte plotter (Z mm)Het programma berekent hieruit de plotter-
stapgrootte in het terrein in meters. (S)
De generalisatie bestaat hieruit, dat alvorens de lijn naar het
volgende gelezen punt wordt getekend, het programma eerst
berekent of de lengte van deze lijn kleiner is dan de stapgrootte.
Is dit het geval, dan wordt het punt genegeerd en de procedure
herhaald voor het volgende punt. Alle punten van de reeks, die
liggen op een kortere afstand dan de stapgrootte van het punt
waar de plotter is aangekomen, worden zodoende overgeslagen.
Of dit programma de plotter rechtstreeks bestuurt, of de piotter-
opdrachten schrijft naar een pons- of magneetband, die later dient
voor off-line besturing van de plotter, doet voor het principe van
het programma niet ter zake, alhoewel het laatste het meest
efficiënt is.
Een blokschema voor een dergelijk programma is gegeven in
figuur i (symbolen volgens ECMA-normen)
Voor de geïnteresseerde lezer zij vermeld, dat het programma
gebruik maakt van een switch: een soort schakelaartje in de
computer, dat op „aan" of „uit" kan staan (ON of OFF) en door
het programma zelf versteld kan worden. Voor hetzelfde doel
120