I
a. Eerst iets over bedrijfsvergrotingdaarvan komt tot nu toe
in ruilverkavelingsverband, behalve bij verplaatste bedrijven,
weinig terecht. De filosofie van de Cultuurtechnische Dienst is
dat bedrijfsvergroting een continu proces is en de ruilverkaveling
slechts een episode in dit proces. M.i. is deze filosofie uit de nood
geboren, in verband met de geiinge grondmobiliteit in de meeste
ruilverkavelingsblokken en de piioriteiten die men stelt bij de
verdeling van de gronden uit de S.B.L.-pot (speelruimte voor de
landmeter, grond voor boerderijverplaatsing, compensatie art. 13-
gronden). Zodoende is er meestal onvoldoende grond beschikbaar
voor vergroting van de niet-verplaatste bedrijven. Dat zou wel
wat anders kunnen zijn, indien men werkt in ruilverkavelingen waar
minstens 10% van de blokoppervlakte door de Stichting Beheer
Landbouwgronden wordt verworven. Om dat te bereiken zou in
ieder geval bij de aanvulling van het urgentievolgordebeleid voor
ruilverkavelingen mede rekening gehouden moeten worden met de
omvang van de grondmobiliteit. Heel simpelweg kan men immers
stellen dat wanneer de grondmobiliteit binnen een blok gioot is, er
een grotere kans is op het realiseren van een goed ruilverkavelings
plan. Men zal om dat te bereiken in de voorbereidingsperiode van een
ruilverkaveling nauwkeurig de grondmarkt moeten verkennen en
een analyse moeten maken van de prijzen, de grondclaims en de te
verwachten grondmobiliteit op basis van de cijfers over opvolgings-
druk e.d. De Stichting Beheer Landbouwgronden kan dan een taak
stellend aankoopbeleid gaan voeren en eventueel ook differentiatie
in grondprijzen naar gebied toepassen De Centrale Cultuurtech
nische Commissie heeft inmiddels besloten dat op deze manier ge
werkt mag worden. Bovendien besloot de Centrale Cultuurtech
nische Commissie dat in de voorbereidingsperiode van een ruilver
kaveling afkoop van potentiële toedelingsrechten kan plaatsvinden.
Ongetwijfeld zullen deze wijzigingen in the grondbeleid, dat in het
kader van ruilverkaveling wordt gevoerd, wel een gunstig effect
hebben op de omvang van de S.B.L.-pot. Maar voor de vergroting
van ontwikkelingsvatbare, grondgebonden bedrijven is zeer veel
grond nodig. Het gaat niet om een paar hectares meer per bedrijf
maar om een grote sprong vooruit in de verbetering van de bedrijfs-
groottestructuur per landbouwgebied in praktisch het gehele land.
Om dat te verwezenlijken zal er meer moeten gebeuren dan in het
kader van ruilverkaveling mogelijk is (en wordt gemaakt). Uit een
L.E.I.-studie naar de mogelijke afname van het aantal land- en
tuinbouwbedrijven in de priode 1970-1980 [6] blijkt dat met de
vrijkomende grond in deze 10 jaar de gemiddelde bedrijfsgrootte
in Nederland met nog geen 3 ha zal toenemen. Dit weinig pers
pectief-biedend beeld voor de verbetering van de landbouwstructuur
zal slechts ten gunste beïnvloed kunnen worden door een drastische
toename van het aantal beroepsveranderaars in de Landbouw.
Daartoe zullen bijzondere maatregelen genomen worden, bijv.
gunstiger regelingen in het kader van het Ontwikkelings- en Sa-
162